Arbeidsrecht

Hoop, lef en trots. Wat betekent het Hoofdlijnenakkoord voor werkgevers en werknemers?

Vorige maand hebben de partijen PVV, VVD, NSC en BBB het Hoofdlijnenakkoord gepubliceerd, met de titel “Hoop, lef en trots“. De partijen slaan “een nieuwe weg in“. Maar waar leidt deze weg voor werkgevers en werknemers – concreet – naartoe? Een overzicht van de plannen op het arbeidsrechtelijk vlak.

Vaste contracten
De partijen streven naar “meer vaste contracten” voor werknemers. De wijze waarop de partijen dit willen verwezenlijken, is (nog) niet nader uitgewerkt.

Schijnzelfstandigheid
De partijen willen zekerheid op de arbeidsmarkt stimuleren. Onderdeel daarvan is het voortzetten van het wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR). Dit wetsvoorstel beoogt schijnzelfstandigheid te voorkomen. Schijnzelfstandigheid is de situatie dat iemand zich presenteert als zelfstandige, terwijl er eigenlijk sprake is van een dienstverband. Het wetsvoorstel bevat een toetsingskader dat verduidelijkt wanneer “gewoon” sprake is van werknemerschap, en wanneer van werk dat door een zelfstandige kan worden verricht.

Ook wordt in het wetsvoorstel een “rechtsvermoeden van werknemerschap” geïntroduceerd. Dit rechtsvermoeden heeft als doel dat kwetsbare werkenden gemakkelijker hun rechtspositie kunnen opeisen en zo gebruik kunnen maken van de rechten en bescherming die hen toekomt, zoals bescherming tegen ontslag en loondoorbetaling tijdens ziekte.

Het voorkomen van schijnconstructies en beschermen van kwetsbare werkenden is een hot topic; denk bijvoorbeeld aan de maaltijdbezorgers in het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad. Het is dan ook geen verrassing dat de partijen hier aandacht aan besteden in het Hoofdlijnenakkoord.

Uitzendsector
In het kader van zekerheid op de arbeidsmarkt, willen de partijen ook de uitzendsector reguleren; “malafide uitzendconstructies worden hard aangepakt“. Dit willen de partijen onder andere bereiken door voortzetting van het wetsvoorstel Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA). Het doel van dit wetsvoorstel is om misstanden in de uitzendsector tegen te gaan, door een toelatingsstelsel in te voeren voor bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen (waaronder uitzendbureaus). Zulke bedrijven mogen alleen nog op de markt opereren als zij daartoe toegelaten zijn. Bedrijven die gebruikmaken van uitzendbureaus mogen alleen zakendoen met uitzendbureaus die toegelaten zijn.

Transitievergoeding
Uit de budgettaire bijlage bij het Hoofdlijnenakkoord volgt dat de partijen de compensatie van de transitievergoeding, die werkgevers onder voorwaarden kunnen aanvragen bij een beëindiging van het dienstverband van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, slechts nog beschikbaar wil maken voor “kleine werkgevers”. Dat zijn werkgevers met minder dan 25 werknemers. Werkgevers met 25 werknemers of meer, kunnen dan dus geen aanspraak meer maken op deze compensatie.

Werkloosheidswetuitkering (WW)
Uit de budgettaire bijlage blijkt verder partijen de WW willen hervormen. De wijze waarop dit wordt vormgegeven, is nog niet duidelijk. De hervorming kan bestaan uit het verlengen van de opzegtermijn voor arbeidsovereenkomsten, in combinatie met een poortwachterstoets WW, of een verkorting van de WW-duur tot 18 maanden.

Arbeidsmigranten
Voor arbeidsmigranten van buiten de Europese Unie willen de partijen een tewerkstellingsvergunningsplicht invoeren, kennismigranten uitgezonderd. De partijen willen de kennismigrantenregeling echter wel aanscherpen.

Verder wordt beoogd om werkgevers van arbeidsmigranten verantwoordelijk te houden voor overlast en kosten van arbeidsmigranten zonder reguliere huisvesting (short stay en mid stay). Deze werkgevers moeten daarvoor afspraken maken met gemeenten waarin hun werknemers worden gehuisvest. Bij langdurig verblijf (long stay) worden werkgevers ook verantwoordelijk voor het leren van de Nederlandse taal door de arbeidsmigranten.

De partijen willen daarnaast dat Nederland met betrekking tot arbeidsmigratie inzet op inperking van het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie, indien en voor zover uitbreiding van de Europese Unie aan de orde wordt gesteld.

Tot slot
Het Hoofdlijnenakkoord bevat dus redelijk wat plannen op het gebied van het arbeidsrecht, maar de precieze invulling en het belang dat hieraan wordt gehecht is nog onduidelijk. Werknemers worden over het algemeen beter beschermd, terwijl werkgevers veelal worden geconfronteerd met strengere regels en hogere kosten. De vraag is of het de partijen – ook juridisch gezien – zal lukken om deze plannen daadwerkelijk te realiseren.

Het Hoofdlijnenakkoord moet nog worden uitgewerkt. Als meer duidelijkheid bestaat over de bovengenoemde onderwerpen, zullen wij u daarover natuurlijk informeren.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Ron Andriessenmr. Francis ten Broeke of mr. Liza Krijgsheld van de sectie Arbeidsrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: