Arbeidsrecht

Crisismaatregelen: deeltijd-WW

Na lang vergaderen heeft het kabinet onlangs de maatregelen bekend gemaakt waarmee het de gevolgen van de kredietcrisis voor de economie wil opvangen. Op het gebied van de arbeidsmarkt is de meest in het oog springende maatregel zonder twijfel de invoering van een bijzondere regeling voor deeltijd-WW per 1 april 2009. Deze regeling vervangt de Bijzondere regeling werktijdverkorting. De regeling voor deeltijd-WW zou het mogelijk moeten maken dat bedrijven die een tekort hebben aan orders en omzet, maar die voldoende gezond zijn om de crisis te overleven, hun vakkrachten kunnen behouden. De regeling zal voor alle bedrijven open staan, niet alleen voor bedrijven die aan de strenge criteria voor werktijdverkorting voldoen. Met name zullen bedrijven dus geen 30% omzetdaling hoeven aan te tonen.

Werkgevers krijgen de mogelijkheid om de werktijd van een werknemer met ten hoogste 50% van de werktijd te verkorten, gedurende welke periode de werknemer in aanmerking komt voor een WW-uitkering over de niet gewerkte uren mits hij aan de criteria van de Werkloosheidswet voldoet. De WW-uitkering komt wel in mindering van de opgebouwde WW-rechten van de werknemer. De werknemer bouwt ook geen nieuwe WW-rechten op over de niet gewerkte uren. De werknemer hoeft gedurende de deeltijd-WW echter niet te solliciteren en hoeft zich niet bij het UWV als werkzoekende in te schrijven.

Werkgevers kunnen gebruikmaken van de regeling deeltijd-WW voor een eerste periode van drie maanden, waarna tweemaal een verlenging met zes maanden mogelijk is, in totaal derhalve tot vijftien maanden. Een werkgever kan maar eenmaal een beroep op de regeling doen. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2010, dat wil zeggen dat na 1 januari 2010 geen nieuwe aanvragen kunnen worden gedaan.

Voor de uitvoering van deze regeling is een bedrag van € 375 miljoen beschikbaar. Bij overschrijding van dit plafond kan de Minister de regeling per direct beëindigen voor nieuwe aanvragen. De Minister zal de regeling binnen drie maanden evalueren. Mocht blijken dat er oneigenlijk gebruik van de regeling wordt gemaakt, dan kan de regeling eveneens direct gesloten worden.

Om misbruik van de regeling te voorkomen moet de werkgever in een aantal situaties een vergoeding aan het UWV betalen:

  • verkort de werkgever de werktijd van de werknemer met gemiddeld meer dan 50% (berekend over een periode van vier weken), dan moet de werkgever aan het UWV een vergoeding betalen gelijk aan de helft van de bruto WW-uitkering, vermeerderd met premies en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet;
  • hetzelfde geldt als de werkgever na afloop van de werktijdverkorting de werknemer ontslaat binnen een termijn gelijk aan een derde van de looptijd van de deeltijd-WW, met een minimum van drie maanden. Bij een maximale duur van de deeltijd-WW van 15 maanden betekent dat dat de werkgever tot maximaal vijf maanden na afloop daarvan de werknemer niet kan ontslaan zonder de helft van de WW-uitkering aan het UWV te moeten vergoeden. De werkgever hoeft geen vergoeding aan het UWV te betalen als de werknemer in één van de bovengenoemde situaties zelf ontslag heeft genomen of op staande voet is ontslagen.

Om in aanmerking te komen voor de regeling deeltijd-WW dient de werkgever:

  1. daarover schriftelijk overeenstemming te hebben met een personeelsvertegenwoordiging. Betreft de werktijdverkorting 20 of meer werknemers, dan moeten de belanghebbende vakbond(en), en bij gebreke daarvan een andere vertegenwoordiging van werknemers, zoals Ondernemingsraad (OR) of Personeelsvertegenwoordiging (PVT), met de verkorting instemmen. Betreft de werktijdverkorting minder dan 20 werknemers, dan heeft de werkgever (slechts) de instemming nodig van een vertegenwoordiging van zijn werknemers, zoals OR of PVT en hoeven de bonden in beginsel niet te worden geraadpleegd;
  2. met de betreffende personeelsvertegenwoordiging schriftelijk afspraken hebben gemaakt over doorbetaling van het loon van werknemers die geen recht hebben op een WW-uitkering over de niet gewerkte uren omdat ze niet aan de criteria van de Werkloosheidwet voldoen;
  3. met de betreffende personeelsvertegenwoordiging schriftelijk afspraken hebben gemaakt over scholing of detachering van betrokken werknemers gedurende de deeltijd-WW.

Bij de aanvraag van de WW-uitkering toetst het UWV of aan deze voorwaarden is voldaan. Bij verlengingsaanvragen zal de werkgever met een schriftelijk verslag moeten aantonen hoe hij concreet aan de scholings- en detacheringsplicht heeft voldaan.

FNV Bondgenoten heeft inmiddels bekend gemaakt dat zij alleen hun medewerking zullen verlenen aan het aanvragen van deeltijd-WW als de werkgever het salaris van de betreffende werknemers aanvult tot 100%. Gevreesd wordt dat deze eis van de vakbond ertoe zal leiden dat minder werkgevers voor deze regeling zullen opteren. Deze eis betekent immers een lastenverzwaring van 15% (of meer). Hoe ‘hard’ deze eis is en hoe succesvol de regeling zal zijn zal in de komende maanden moeten blijken.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Ron Andriessenmr. Francis ten Broeke of mr. Liza Krijgsheld van de sectie Arbeidsrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: