Hebben parttime medewerkers recht op compensatie wanneer feestdagen op hun (vaste) vrije dag vallen? Volgens de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) kan het antwoord daarop “ja” zijn. Wat wil het geval. Een werknemer van Shell die ervoor had gekozen om vier dagen per week te werken (en op maandag altijd vrij te zijn) wilde een compensatie ontvangen voor de (erkende) feestdagen die op zijn vrije dag vielen. In het personeelshandboek van Shell staat echter dat werknemers geen compensatie ontvangen indien een feestdag op een vrije dag valt. Dit geldt voor alle werknemers, dus ook voor de parttimers. Shell betoogde dat zij door zo te handelen geen onderscheid maakte tussen voltijds-en deeltijds werknemers en (dus) al haar werknemers gelijk behandelde. De werknemer in kwestie vond echter dat Shell hierdoor een verboden onderscheid op grond van arbeidsduur maakte en begon een procedure bij de CGB.
Tijdens de behandeling van de zaak werd vastgesteld dat één “Shell-jaar” 11 erkende feestdagen per jaar kent. Een aantal van deze dagen valt altijd in het weekend (eerste Paasdag, eerste Pinksterdag) en een aantal op vaste doordeweekse dagen (zoals tweede Paasdag, tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag en Goede Vrijdag). De overige feestdagen kunnen op alle dagen van de week vallen. Een rekensom leerde dat hierdoor een voltijd werknemer van Shell gemiddeld 7.6 feestdagen per jaar vrij had. Iemand die 4 dagen per weekt werkt (80%) zou, volgens de CGB, dan recht moeten hebben op minstens (80% van 7.6 =) 6.1 feestdagen per jaar.
De werknemer in kwestie kreeg echter jaarlijks gemiddeld 4.9 feestdagen vrij, dus minder dan 6.1. Volgens de CGB volgt hieruit dat de werknemer werd benadeeld. Voorts werd door de CGB onderzocht of er bij Shell voor dit onderscheid een objectieve rechtvaardigingsgrond bestond. Het kwam de CGB voor dat Shell hier niet over beschikte nu het doel van de regeling (geen onderscheid maakte) niet werd bereikt, het middel leidde immers juist tot onderscheid. Hiernaast bestaat er volgens de CGB een alternatief middel waardoor het doel wel kon worden bereikt.
Dit middel is het zogenaamde jaarurensysteem. Toepassing van dit systeem leidt er volgens de CGB toe dat alle werknemers binnen een onderneming (in verhouding) wel een gelijk aantal vrije dagen hebben, ongeacht hoe de feestdagen vallen. Dat het invoeren van een dergelijk systeem bij een onderneming met de omvang van Shell kostbaar kan zijn, was volgens de CGB geen reden het niet te doen.
Nu de bestreden regel onderscheid tot gevolg had en Shell hiervoor geen objectieve rechtvaardigingsgrond heeft, is er volgens de CGB sprake van verboden onderscheid op grond van arbeidsduur indien hiervoor geen adequate compensatie wordt aangeboden.
Op grond van de bovengenoemde uitspraak lijkt het er dus op dat volgens de CGB werkgevers hun parttime werknemers moeten compenseren voor de feestdagen die op vrije dagen vallen wanneer zij hierdoor (in verhouding) minder vrije dagen genieten dan hun fulltime collega’s. Overigens kan de werknemer in kwestie de compensatie (nog) niet afdwingen. Daarvoor moet eerst een rechter zich over de zaak buigen. Het oordeel van de CGB kan in zo’n zaak wel enig gewicht in de schaal leggen.