Afgelopen voorjaar zijn, al dan niet als onderdeel van het lente-akkoord, verschillende voorstellen gepresenteerd op het gebied van het ontslagrecht en de fiscale behandeling van reiskostenvergoedingen. Zes maanden en een verkiezingscampagne verder ziet het landschap er weer anders uit, of niet? Ook de discussie over een berekeningsmethodiek voor de schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag is nog in volle gang. In dit bericht informeren wij u over de stand van zaken ten aanzien van een aantal belangrijke onderwerpen voor uw en onze praktijk.
De vergoeding van reiskosten
In het lente-akkoord werd een streep gezet door het onbelast vergoeden van reiskosten per trein en auto. Deze maatregel, in het dagelijks spraakgebruik wel de forenzentaks genoemd, zou de schatkist ongeveer 1,3 miljard euro moeten opleveren, welke additionele inkomsten nodig waren om het begrotingstekort binnen de Europese grenzen van maximaal 3% te houden.
De voorgestelde forenzentaks heeft tot forse protesten geleid. Werkgevers- en werknemersorganisaties, maar ook andere belangengroepen zoals de ANWB, hebben van zich laten horen en de politiek is hiervoor niet ongevoelig gebleken. Bij de presentatie van de begroting voor 2013 hebben VVD en PVDA samen een plan gepresenteerd dat alweer een streep zet door de voorgenomen forenzentaks. De inkomsten die de schatkist daarmee misloopt worden in dat plan gecompenseerd door onder meer het verhogen van de belastingen op verzekeringen, het afschaffen van “vitaliteitssparen” en het versneld verhogen van de AOW-leeftijd. Zoals het er nu naar uitziet blijven de regels voor vergoeding van reiskosten dus ook in 2013 zoals zij nu zijn.
Ontslagrecht
Een ander onderdeel van het lente-akkoord is een ingrijpende wijziging van het ontslagrecht en de Werkloosheidswet (WW). Kort samengevat komen de plannen die medio 2012 zijn gepresenteerd op het volgende neer:
- De preventieve ontslagtoets komt te vervallen. Om een arbeidsovereenkomst te beëindigen hoeft een werkgever dus geen ontslagvergunning meer aan te vragen of naar de kantonrechter. Wel moet er een interne hoorprocedure worden gevolgd en blijft de toets of een ontslag redelijk is feitelijk onveranderd. Dat betekent (dus) ook handhaving van het afspiegelingsbeginsel bij ontslag om economische redenen.
- Als een werknemer meent dat zijn werkgever de regels niet juist heeft toegepast kan hij (achteraf) een procedure starten wegens verwijtbaar ontslag. De rechter kan in zo’n geval het ontslag ongedaan maken of een vergoeding toekennen van ten hoogste een half maandsalaris per dienstjaar, met een maximum van een jaarsalaris.
- De opzegtermijn wordt voor iedereen gelijk: 2 maanden.
- De ontslagvergoeding maakt plaats voor een transitiebudget voor iedereen (dus ook voor werknemers met een contract voor bepaalde tijd). Dit budget zou een kwart maandsalaris per dienstjaar en maximaal 6 maandsalarissen moeten bedragen.
- De kosten van de WW komen voor ten hoogste zes maanden voor rekening van de (ex) werkgever.
Dit ingrijpende thema heeft opvallend genoeg nauwelijks aandacht gekregen in de verkiezingsstrijd. Ook in het deelakkoord dat VVD en PVDA hebben gesloten ten aanzien van de begroting voor 2013 wordt aan dit onderwerp geen aandacht besteed, maar dat heeft mogelijk ook te maken met het feit dat de financiële gevolgen van deze maatregel met name op de langere termijn een rol gaan spelen. Hoe dan ook, de vraag of deze maatregelen worden ingevoerd en zo ja, per wanneer is nog lang niet beantwoord. Het wachten is voorlopig op de uitkomsten van het formatieproces.
Wijziging regeling fictieve opzegtermijn
Los van deze plannen tot ingrijpende wijzigingen in het ontslagrecht, wordt intussen ook een wijziging in de regeling rond de fictieve opzegtermijn in de WW voorgesteld, met ingang van 1 januari 2012. De fictieve opzegtermijn is de wachttijd waarmee een werkloze na beëindiging van zijn dienstverband met wederzijds goedvinden of door ontbinding door de rechter kan worden geconfronteerd bij de aanvraag van een uitkering. De fictieve opzegtermijn is in beginsel gelijk aan de opzegtermijn die zou hebben gegolden als de werkgever de arbeidsovereenkomst zou hebben opgezegd. De wachttijd is van toepassing in die gevallen waarin de werkloze ook een ontslagvergoeding heeft ontvangen. Het idee is dat deze vergoeding dan moet worden aangewend om de fictieve opzegtermijn te overbruggen.
De WW bepaalt op dit moment nog dat in gevallen waarin een ontslagvergunning is afgegeven of de arbeidsovereenkomst is ontbonden door de rechter, de fictieve opzegtermijn met 1 maand wordt bekort. Deze regel leidt er in de praktijk toe dat bij een ontslag door middel van een vaststellingsovereenkomst (met wederzijds goedvinden dus) nog een pro forma ontbinding van de arbeidsovereenkomst volgt met als enige doel de werknemer een maand eerder voor een WW-uitkering in aanmerking te laten komen. Het wetsvoorstel strekt ertoe dat aan deze mogelijkheid een einde wordt gemaakt. De fictieve opzegtermijn kan niet meer worden bekort door een pro forma ontbindingsprocedure te volgen.
Van belang is nog dat dit plan voorziet in directe werking, zonder overgangsrecht. Dit betekent dat regelingen die nu worden getroffen, in arbeidsverhoudingen waarin een opzegtermijn van 3 of meer maanden geldt, al onder de reikwijdte van de gewijzigde wet kunnen komen te vallen. Hoewel het ook hier nog om een plan gaat, moeten we hier in de praktijk wel degelijk al rekening mee houden.
Rekenmodel Kring van Kantonrechters
De meesten van u zullen bekend zijn met de zogenaamde “kantonrechtersformule”. Deze formule, tot stand gebracht door de kantonrechters zelf, wordt door hen toegepast in procedures tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst.
Als de arbeidsovereenkomst niet via een ontbindingsprocedure wordt beëindigd, maar via opzegging (na het verkrijgen van een ontslagvergunning) kan de gewezen werknemer nog proberen een vergoeding toegewezen te krijgen via een zogenaamde “kennelijk onredelijk ontslagprocedure”. Ook voor die procedure heeft de rechtelijke macht de afgelopen jaren geprobeerd een formule te ontwikkelen, met als uitkomst de XYZ-formule en de Haagse formule. De Hoge Raad heeft door beide formules echter direct een streep gezet.
Daarmee was de behoefte aan een handvat voor berekening van de vergoeding in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure echter niet van de baan. De Kring van Kantonrechters onderzoekt daarom op dit moment de mogelijkheid om een geavanceerd rekenmodel te ontwikkelen dat wel gebruikt kan worden in deze procedures. Dit rekenmodel zou onder andere rekening moeten houden met de arbeidsmarktpositie van de werknemer waarbij leeftijd, opleidingsniveau en door de werkgever gedane investeringen in bij- en omscholing om de werknemer flexibel te houden een rol spelen.
Afronding
Kortom, het zijn spannende tijden voor de arbeidsrechtpraktijk. Wij volgen de ontwikkelingen vanzelfsprekend op de voet en zullen u nader berichten zodra er zich belangrijke nieuwe ontwikkelingen voordoen.