In onze digitale nieuwsbrieven van 18 april 2011 en 25 mei 2011 hebben wij u geïnformeerd over de wijziging van de vakantiedagenwetgeving per 1 januari 2012. Inmiddels kunnen wij u informeren over de eerste procedures hierover.
Aanleiding voor de wetswijziging vormde een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie uit 2009 waaruit blijkt dat de Nederlandse regel, volgens welke een langdurig zieke werknemer slechts gedurende 6 maanden vakantiedagen opbouwt, in strijd is met Europees recht (richtlijn).
Naar aanleiding van de bovengenoemde uitspraak is onder meer de beperking die de Nederlandse wet stelde aan de opbouw van vakantiedagen tijdens een periode van langdurige arbeidsongeschiktheid per 1 januari 2012 uit de wet geschrapt. Ten gevolge hiervan bouwt een werknemer sinds 1 januari 2012 gedurende de gehele periode van arbeidsongeschiktheid vakantiedagen op. Hiernaast is de vakantiewetgeving op nog een paar punten gewijzigd. Voor een overzicht van dit laatste verwijs ik u graag naar onze nieuwsbrief van 25 mei 2011.
Een werknemer van SNS vond dat de nieuwe vakantiedagenwetgeving ook op de periode voor 1 januari 2012 moest worden toegepast. De werknemer in kwestie was namelijk langdurig arbeidsongeschikt geweest voor laatstgenoemde datum en had slechts gedurende de laatste 6 maanden vakantiedagen opgebouwd (conform de toen geldende wet). Zijn werkgever ging hier niet in mee om welke reden de zaak uiteindelijk bij het Gerechtshof Amsterdam terecht kwam.
Hier stelde de werknemer dat (i) aan de wetswijziging terugwerkende kracht toe kwam, (ii) bovengenoemde richtlijn directe werking heeft om welke reden deze rechtstreeks kon worden toegepast en (iii) op grond van het goed werkgeverschap en/of de redelijkheid en billijkheid de gevorderde vakantiedagen zouden moeten worden toegekend.
Het Gerechtshof was zeer duidelijk over de vordering van de werknemer en oordeelde als volgt. De wetgever heeft destijds bewust gekozen de nieuwe wetgeving geen terugwerkende kracht te geven aangezien dit in strijd werd geacht met het beginsel van rechtszekerheid. Dit volgt duidelijk uit hetgeen hierover is afgesproken toen het wetsvoorstel in de Eerste Kamer werd besproken. De wet heeft dus geen terugwerkende kracht. Voorts heeft de richtlijn tussen deze twee private partijen ook geen rechtstreekse werking. De werknemer kan met andere woorden geen rechtstreeks beroep doen op de richtlijn. Tot slot vond het Hof ook niet dat er sprake was van slecht werkgeverschap. De werknemer werd dus op alle punten in het ongelijk gesteld en zijn vordering werd afgewezen.
Deze uitspraak bevestigt dus nog maar eens dat de nieuwe vakantiewetgeving geen terugwerkende kracht heeft en dat werknemers geen beroep kunnen doen op de nieuwe wetgeving betreffende de periode voor 1 januari 2012. Deze uitspraak is aldus van groot belang voor gevallen van langdurig arbeidsongeschikten van voor 1 januari 2012.