Veel makelaars stellen dat zij werken volgens het “no cure no pay” beginsel. Als de opdracht niet succesvol wordt uitgevoerd, hoeft de opdrachtgever geen courtage te betalen.
Voor de opdrachtgever lijkt dit een goede situatie. Als hij krijgt wat hij wil, namelijk een koop- of huurovereenkomst, krijgt de makelaar ook wat hij wil, namelijk courtage. Als het gewenste resultaat niet of niet tijdig wordt bereikt, hoeft de opdrachtgever ook geen courtage te betalen. Maar is dit wel zo?
In artikel 7:411 Burgerlijk Wetboek is namelijk bepaald dat, als de overeenkomst eindigt of de looptijd is verstreken en de courtage afhankelijk is van de volbrenging van de opdracht, een makelaar toch recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Als het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen, kan de makelaar zelfs aanspraak maken op betaling van het volledige overeengekomen loon. Zelfs indien er dus geen huurovereenkomst of koopovereenkomst tot stand is gekomen, kan de opdrachtgever toch courtage verschuldigd zijn.
De situatie van de opdrachtgever blijkt dus helemaal niet zo goed te zijn als deze zich misschien wel had voorgesteld.
Er is pas sprake van een zuivere “no cure no pay” als de werking van artikel 7:411 BW uitdrukkelijk is uitgesloten in de overeenkomst van opdracht.