In het huidige economisch klimaat dienen steeds meer schuldeisers gebruik te maken van het ultieme remedium: executoriale beslaglegging. Niet zelden blijkt de beslagene dan echter een ‘kale kip’. Met andere woorden, executoriale verkoop zal dan niet leiden tot voldoening van de vordering, bijvoorbeeld omdat er geen enkele overwaarde aanwezig is op het beslagen onroerend goed of omdat de geschatte executieopbrengsten niet eens voldoende is om de executiekosten uit te voldoen.
Veelal werd in dergelijke gevallen door rechters overwogen dat het gelegde beslag daarmee geen enkel rechtens te respecteren doel diende en het beslag om die reden opgeheven moest worden. Op basis van die stand van zaken in de jurisprudentie besloten veel schuldeisers maar geen beslag te leggen voor hun vordering, omdat dat toch geen zin zou hebben.
Enige tijd geleden heeft het Gerechtshof ’s Hertogenbosch (16 oktober 2012, LJN BY0805) in een degelijke casus echter overwogen:
‘(…) Ook indien van een executie niet kan worden verwacht dat deze tot een voldoende opbrengst zal leiden, dan neemt dat niet weg dat in het belang van een schuldenaar om executie te voorkomen voor de schuldenaar een drijfveer gelegen kan zijn om op andere wijze aan de veroordeling te voldoen of voor de voldoening daarvan een regeling met de schuldeiser overeen te komen teneinde een voor hem nadelige executoriale verkoop te voorkomen. Ook in dat aspect is een gerechtvaardigd belang van de schuldeiser bij executie gelegen.”
Deze overweging is onlangs letterlijk aangehaald in een vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, 28 november 2013[1] in een procedure die een schuldenaar was begonnen tegen haar beslagleggers. De schuldenaar erkende weliswaar dat zij de gevorderde bedragen moest voldoen aan haar schuldeisers, maar stelde dat zij zo weinig vermogen had dat er van de executieopbrengst toch niets te verwachten viel en de beslagen om die reden onrechtmatig waren.
De Voorzieningenrechter overwoog:
“Het feit dat eiseres geen blijk geeft van enige poging om op enigerlei wijze aan de vordering van de gedaagden te voldoen, getuigt van een miskenning door eisers van het gerechtvaardigde belang van gedaagden om betaling van de hun toegewezen vordering te verkrijgen.”
De Voorzieningenrechter oordeelde vervolgens dat de gelegde beslagen niet opgeheven behoefde te worden.
Conclusie is dat beslagleggen wel degelijk zin kan hebben, ook indien er niet direct enige opbrengst voor de beslaglegger te verwachten valt bij executie.
[1] ECLI:NL:RBOVE:2013:3073