Op 28 januari 2014 heeft het Gerechtshof Amsterdam [1] bepaald dat ook in het geval een huurder van een particuliere verhuurder zijn woning illegaal onderverhuurt, de (particuliere) verhuurder de door de huurder genoten winst kan terug vorderen. Goed nieuws dus voor de particuliere verhuurder van wie de huurder in strijd met de gemaakte afspraken onderverhuurt!
In 2010 heeft de Hoge Raad[2] zich al uitgesproken over het geval waarin een huurder van een woningcorporatie zijn huurwoning in strijd met de huurovereenkomst onderverhuurde aan meerdere studenten en daar (flinke) winst mee maakte. De woningcorporatie stelde in die procedure door de verboden onderverhuur schade te lijden. De totale schade bestond uit meerdere posten waarvan de hoogte niet exact te berekenen of aan te tonen was. Op grond van artikel 6:104 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de schade vervolgens begroot op het bedrag van de winst die de onderverhuurder had gemaakt.
In het recente arrest van het Gerechtshof Amsterdam is nu bepaald dat ook een particuliere verhuurder een beroep op artikel 6:104 BW kan doen, in het geval het bestaan van de schade voldoende aannemelijk is geworden en deze schade ten dele moeilijk concreet te berekenen of aan te tonen is.
In de onderhavige kwestie had de particuliere verhuurder een professionele beheerder ingeschakeld die verschillende werkzaamheden voor hem verrichtte. De verhuurder kon aantonen dat een werknemer bij de beheerder een deel van haar tijd besteedde aan de bestrijding van illegale onderverhuur. Het Hof nam aan dat in de beheervergoeding die de verhuurder betaalt, de loonkosten van deze werknemer is verdisconteerd. Hiermee is aangetoond dat ook de particuliere verhuurder kosten draagt die zijn veroorzaakt door de verboden onderverhuur. Andere schadeposten waren het feit dat de verhuurder de mogelijkheid was ontnomen om de huurprijs op een eerder moment te verhogen en de kosten van ontruiming van het gehuurde. Het feit dat twee van de drie schadeposten moeilijk concreet zijn te berekenen of aan te tonen en de aard van het onrechtmatig handelen door de onderverhuurder, maakt dat een schadeberekening op grond van 6:104 BW (winstafdracht) voor de hand ligt, alsdus het Gerechtshof Amsterdam.
[1] Gerechtshof Amsterdam, 28 januari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:222
[2] Hoge Raad, 18 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0893