Bestuursrecht

Actualiteiten bestuursrecht

In dit artikel wordt ingegaan op drie recente bestuursrechtelijke uitspraken die relevant kunnen zijn voor de vastgoedpraktijk.

Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 1 oktober 2014, zaaknr. 201311393/1/A1

In deze zaak diende een omwonende bij de gemeente Voorschoten een handhavingsverzoek in tegen het gebruik van een kinderdagverblijf. De omwonende had last van het stemgeluid van de buiten spelende kinderen en voerde aan dat door deze ‘geluidshinder’ sprake was van een overtreding van het Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit (milieuwetgeving). De gemeente besloot echter niet handhavend op te treden. De omwonende stapte vervolgens naar de bestuursrechter, maar kreeg daar ongelijk.

In hoogste instantie oordeelde de ABRvS dat de exploitatie van het kinderdagverblijf niet in strijd was met het Activiteitenbesluit en met het Bouwbesluit. De ABRvS overwoog dat volgens het Activiteitenbesluit het stemgeluid van kinderen dat wordt geproduceerd op een kinderspeelplaats bij een kinderopvang, bij de toepassing van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing moet blijven. De ABRvS oordeelde verder dat, omdat in het Activiteitenbesluit al zo specifiek is geregeld dat het stemgeluid afkomstig van een kinderopvang niet van belang is, slechts in uitzonderingsgevallen sprake kan zijn van geluidhinder (overlast) in strijd met het Bouwbesluit.

Uit deze uitspraak volgt dat exploitanten van kinderdagverblijven niet snel hoeven te vrezen dat ten gevolge van het stemgeluid van spelende kinderen bestuursrechtelijke normen worden overtreden. Dit laat onverlet dat onder omstandigheden wel sprake kan zijn van civielrechtelijke geluidsoverlast (burenrecht).

ABRvS, 19 november 2014, zaaknr. 201305593/1/A2
Zo nu en dan krijgen vastgoedeigenaars te maken met overheidsbesluiten tot aanwijzing van vastgoedobjecten als monument. Tegen dergelijke besluiten kunnen eigenaars desgewenst bezwaar maken bij het betreffende bestuursorgaan en/of beroep instellen bij de bestuursrechter. Het komt ook voor dat omwonenden, huurders en andere gebruikers denken tegen dergelijke besluiten te kunnen procederen, hoewel zij geen eigenaar zijn.

In de bovengenoemde uitspraak heeft de Afdeling (in lijn met een eerder gewezen uitspraak) bevestigd dat omwonenden, huurders en andere gebruikers geen belanghebbenden zijn bij een besluit tot het al dan niet aanwijzen van een object als monument. Zij kunnen tegen zo’n besluit dus geen bezwaar maken bij de gemeente en daartegen ook niet procederen bij de bestuursrechter.

ABRvS 19 november 2014, zaaknr. 201402946/1/A4
In deze zaak ging het om de vraag of de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de interne verbouwing van een stolpboerderij, voldoende informatie bij de gemeente had ingediend met betrekking tot de algemene sterkte van de bouwconstructie. Er bestond bij de aanvraag onduidelijkheid over de sterkte van de funderingspalen en over de vraag of de eerdere verbouwingen gepaard gingen met andere werkzaamheden ten behoeve van de fundering van de boerderij. De gemeente kon daardoor niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de draagkracht van de paalconstructie voldoende zou zijn om het bouwplan te kunnen realiseren. Dit bleek volgens de gemeente ook niet voldoende uit een door de aanvrager overgelegd constructieonderzoek.

Zowel de rechtbank als de Afdeling oordeelden in het voordeel van de gemeente. Van belang is volgens de Afdeling dat aan de gemeente bij de toetsing van de draagconstructie aan het Bouwbesluit, beoordelingsvrijheid toekwam. Dit is een bevoegdheid die de overheid in meer of mindere mate de vrijheid toekent om in concrete gevallen naar eigen inzicht een besluit te nemen. In dit geval viel dit uit in het nadeel van de aanvrager.

Vervolgens overwoog de Afdeling dat op de aanvrager een wettelijke verplichting rust om informatie aan de overheid te verstrekken teneinde onduidelijkheden over (bijvoorbeeld) draagconstructies weg te nemen. In deze zaak kon de aanvrager deze blijkbaar niet verstrekken.

De conclusie is dat in dergelijke gevallen de bewijsplicht en het bewijsrisico volledig bij de aanvrager liggen.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Ramon Riddermr. Douwe op de Hoek of mr. Stephanie Beaufort van de sectie Bestuursrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: