Bestuursrecht

Bestuurlijke boetes en functioneel daderschap (en de betekenis van professioneel vastgoedbeheer)

Stel: een (vermogende) particulier wil een woningportefeuille opbouwen en schakelt voor de aankoop, het beheer en de verhuur een professionele beheerder in. Op een dag constateert de gemeente (in dit geval Amsterdam) in een van de woningen een overtreding van de Huisvestingswet (meer dan twee volwassen bewoners zonder vergunning). De gemeente legt voor deze overtreding een boete op aan de beheerder/verhuurder als feitelijk overtreder. De beheerder/verhuurder besluit de boete niet aan te vechten, ze is immers verantwoordelijk voor de controle van de woning.

De gemeente legt echter ook aan de eigenaar van de woning een boete op, omdat deze medeverantwoordelijk zou zijn voor de overtreding. Mocht de gemeente ook de eigenaar beboeten? Deze vraag kwam aan de orde in een zaak waarover de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (verder: de Afdeling) op 24 januari 2024 moest oordelen (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@141371/202300816-1-a2/). Het antwoord van de Afdeling op deze vraag luidde: nee, de eigenaar was geen functioneel dader en mocht dus niet beboet worden.

De Afdeling overweegt in de uitspraak allereerst dat zij haar rechtspraak ten aanzien van het zogenoemde functioneel daderschap in 2023 heeft genuanceerd:

“In haar uitspraken van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2067 en ECLI:NL:RVS:2023:2071) heeft de Afdeling haar rechtspraak over het overtrederschap genuanceerd en is zij aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap, zoals die zijn geformuleerd door de strafkamer van de Hoge Raad. Zoals de Afdeling uiteen heeft gezet in de uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2071, houdt de rechtspraak van de strafkamer van de Hoge Raad voor zover het gaat om natuurlijke personen in dat een (verboden) gedraging in redelijkheid aan de verdachte als (functioneel) dader kan worden toegerekend indien deze erover vermocht te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en indien zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de verdachte kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Vergelijk ook de arresten van de Hoge Raad van 23 februari 1954, ECLI:NL:HR:1954:3 (IJzerdraad-arrest), en van 8 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3487. Het bestuursorgaan moet bewijzen dat aan beide criteria voor functioneel daderschap is voldaan. Vergelijk de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel van 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:579, ov. 1.11.”

Waar de Afdeling spreekt over ‘nuancering van haar rechtspraak’, kan in de praktijk gerust gesproken worden van een landverschuiving in het voordeel van de woningeigenaar. Voorheen was de rechtspraak zo dat een eigenaar die zijn woning verhuurde, bij een overtreding alleen dan niet als (functioneel) overtreder werd aangemerkt, indien hij aannemelijk kon maken dat hij niet wist en ook niet kon weten dat in zijn woning een overtreding plaatsvond. Een dergelijk pleidooi werd echter bijna nooit gehonoreerd, zodat in de praktijk feitelijk gesproken kon worden van een risicoaansprakelijkheid van de eigenaar. Met die strenge lijn heeft de Afdeling, op advies van staatsraad advocaat-generaal Wattel, in 2023 dus gebroken. Bij de nieuwe lijn gaat het er kort gezegd om of het bestuursorgaan kan bewijzen dat de eigenaar de overtreding heeft aanvaard.

Deze nieuwe lijn in de rechtspraak viel in het voordeel uit van de in de inleiding genoemde particulier die de aankoop, het beheer en de verhuur had uitbesteed aan een professionele beheerder/verhuurder. Deze particulier werd in deze zaak bijgestaan door Labré advocaten. Hieronder zijn de meest belangrijke overwegingen van de Afdeling vermeld:

“10. [appellant] en [bedrijf] hebben op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat [appellant] sinds 2013 het beheer van zijn vastgoedportefeuille heeft uitbesteed aan [bedrijf], dat [bedrijf] hem had geadviseerd de woning aan te kopen en dat [bedrijf] die aankoop vervolgens ook volledig heeft geregeld. [bedrijf] heeft op de zitting verder toegelicht dat uit de gegevens die de verkoper aan haar heeft verstrekt, bleek dat de woning op het moment van aankoop aan twee personen werd verhuurd. Er waren geen huurachterstanden en er was een verklaring van de vader van één van de huurders dat hij garant stond voor de betaling van de huur. [bedrijf] heeft die huurovereenkomst vervolgens, na de aankoop van de woning, overgenomen en de huurders daarvan op de hoogte gesteld. Het beheer van de woning was volledig in handen van [bedrijf].

10.1. Gelet op het feit dat [appellant] alles omtrent de aankoop en beheer van de woning had uitbesteed aan [bedrijf], volgt de Afdeling het standpunt van het college dat hij meer onderzoek had moeten doen ten tijde van die aankoop niet. Daarbij overweegt de Afdeling dat [appellant] ter zitting onweersproken heeft gesteld dat [bedrijf] een professionele vastgoedbeheerder is waarmee [appellant] goede ervaringen had. Dat er ten tijde van die aankoop twee (jonge) huurders in de woning zaten, en, naar het college heeft gesteld, de woning te groot en de huurprijs te hoog zou zijn voor die twee huurders, maakt het voorgaande niet anders. Dit geldt temeer nu er ten tijde van de aankoop sprake was van een bestaande huursituatie, waarbij er geen huurachterstanden waren en er bovendien een verklaring was overgelegd waaruit bleek dat de vader van één van de huurders garant stond voor betaling van de huur.

10.2. De Afdeling volgt evenmin het standpunt van het college dat [appellant] de overtreding heeft aanvaard door niet in te grijpen na de controle van [bedrijf] op 30 april 2019. In dit kader is van belang dat [bedrijf] op de zitting bij de Afdeling heeft bevestigd dat zij met [appellant] had afgesproken om met ingang van 1 januari 2019 vier keer per jaar de woning te controleren en dat zij heeft erkend dat er bij de terugkoppeling aan [appellant] van de eerste door haar uitgevoerde controles fouten zijn gemaakt, waardoor [appellant] er toen niet van op de hoogte is gesteld dat er meer dan twee mensen in de woning waren aangetroffen. [bedrijf] is ook beboet voor de overtreding op 11 juli 2019 en heeft die boete betaald.

10.3. Het betoog van [appellant] slaagt.

11. Gelet op het voorgaande heeft het college [appellant] ten onrechte als functioneel dader aangemerkt en hem ten onrechte een boete opgelegd. Dit betekent dat het betoog van [appellant] dat de boete moet worden gematigd geen bespreking meer behoeft.”

De gewijzigde rechtspraak van de Afdeling is vanzelfsprekend niet beperkt tot alleen boetes in huisvestingszaken. Voor woningeigenaren is deze wijziging in ieder geval goed nieuws. Duidelijk is dat woningeigenaren die een overtreding in hun woning niet zelf hebben begaan en werken met een professionele beheerder/verhuurder, voortaan niet meer zo snel als overtreder kunnen worden aangemerkt. Illustratief is dat de Afdeling op 24 januari 2024 ook nog in vijf andere boetezaken heeft beoordeeld of sprake was van functioneel daderschap aan de zijde van de pandeigenaar. In vier van de vijf zaken was daarvan geen sprake en werd de boete kwijtgescholden. De uitspraken zijn te vinden op www.raadvanstate/uitspraken.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Ramon Riddermr. Douwe op de Hoek of mr. Stephanie Beaufort van de sectie Bestuursrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: