Op woensdag 11 mei 2016 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat de standaardboete van € 12.000,- die het college van B&W van Amsterdam had opgelegd aan een man die zonder vergunning een vrije sectorwoning onderverhuurde, onevenredig hoog was. De hoogte van de boete is door de Afdeling verlaagd naar € 3.000,-.
De man had de huurwoning onderverhuurd aan 5 personen nu hij de woning zelf tijdelijk niet kon bewonen omdat hij was ingetrokken bij zijn zieke moeder. De man wilde de woning niet onnodig leeg laten staan en verhuurde de woning onder voor een lager bedrag dan de huur die hij aan de eigenaar betaalde.
Volgens B&W had de man door deze onderverhuur een zelfstandige woonruimte omgezet naar onzelfstandige woonruimten. Volgens de regels van de gemeente is van een dergelijke omzetting sprake bij bewoning van een woning door meer dan twee volwassenen. Daarvoor is een vergunning vereist van B&W. Omdat de man niet over deze vergunning beschikte was hem een boete opgelegd.
De man vond het boetebedrag van € 12.000,- onrechtvaardig omdat hij de woning niet bedrijfsmatig had verhuurd en er geen financieel voordeel van had gehad. De Raad van State gaf de man gelijk.
De volledige uitspraak leest u hier.