In ons nieuwsbericht van 30 januari 2020 schreven wij over de uitspraak van 29 januari 2020 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In die uitspraak heeft de Afdeling (kort samengevat) geoordeeld dat de Huisvestingswet 2014 aan het college van B&W van Amsterdam geen bevoegdheid geeft om vrijstellingen te verlenen van de vergunningplicht voor vakantieverhuur.
Wij berichtten in het voornoemde nieuwsbericht dat in de Huisvestingsverordening 2020 van de gemeente Amsterdam (HVV 2020) ook voor andere vormen van vergunningplichtig gebruik van woningen een vrijstellingsregeling is opgenomen. Het gebruik van een tweede woning is daar een voorbeeld van.
Naar aanleiding van de uitspraak van 29 januari 2020 wil het college van B&W de HVV 2020 zoveel mogelijk in overeenstemming brengen met de Huisvestingswet 2014. Dat betekent dat op korte termijn voor vakantieverhuur en voor Bed & Breakfast een vergunningstelsel wordt ingevoerd.
Het invoeren van een vergunningstelsel voor (onder meer) een tweede woning kost echter meer tijd. Om die reden kiest het college ervoor om de vrijstellingsregeling van de tweede woning in de HVV 2020 te laten vervallen, en tot nader bericht geen boetes op te leggen zolang aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder voorheen een vrijstelling in de HVV 2020 was opgenomen.
Met andere woorden: mensen die een tweede woning in Amsterdam hebben én voldoen aan de voorwaarden (zoals aangegeven in artikel 3.1.2 lid 3 sub a t/m c HVV 2020), krijgen geen boete opgelegd wegens het ontbreken van een vergunning voor woningonttrekking. Deze voorwaarden luiden:
- De woonruimte wordt (bij verhuur) verhuurd boven de liberalisatiegrens;
- De eigenaar of huurder houdt zijn hoofdverblijf buiten Amsterdam;
- Het gaat om ten hoogste één woonruimte (per eigenaar/huurder)