Minister van Gennip heeft vorige week vrijdag een nieuw wetsvoorstel in internetconsultatie gebracht: het wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. Het wetsvoorstel draagt bij aan het herstellen van de balans tussen het werken met zelfstandigen en als zelfstandige(n) aan de ene kant, en het werken met en als werknemer(s) aan de andere kant. Zo is het de bedoeling dat het wetsvoorstel schijnzelfstandigheid tegengaat, maar beoogt het ook meer duidelijkheid te bieden voor zelfstandigen en werkgevenden rondom de wijze waarop zij zonder een arbeidsovereenkomst werk kunnen verrichten.
De maatregelen
Het wetsvoorstel is onderdeel van het in april gepresenteerde arbeidsmarktpakket met samenhangende maatregelen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers en introduceert twee maatregelen:
- Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie; en
- Rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst.
De verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie beoogt het ‘werken in dienst van’, oftewel het ‘gezag’ van artikel 7:610 BW te verduidelijken. Op dit moment is het in de praktijk moeilijk werknemers en zelfstandigen van elkaar te onderscheiden en dit onderscheid wordt veelvuldig besproken in de rechtspraak. Het kabinet stelt voor om een drietal elementen op te nemen in het artikel 7:610 BW:
- werkinhoudelijke aansturing: is er sprake van instructiebevoegdheid en kan de weergevende de werkzaamheden controleren en eventueel ingrijpen?
- organisatorische inbedding: behoren de werkzaamheden tot de kernactiviteit van de organisatie, hebben ze een structureel karakter en worden ze verricht zij-aan-zij met werknemers die soortgelijk werk verrichten?
- werken voor eigen rekening en risico: liggen de financiële risico’s en resultaten bij de werkende, is de werkende verantwoordelijk voor het gereedschap/de hulpmiddelen, treedt de werkende zelfstandig naar buiten en gaat het om een korte opdracht of een opdracht beperkt in een aantal uur per week?
Door vast te leggen welke indicaties en contra-indicaties voor ‘het werken in dienst van’ aan de orde kunnen zijn, worden aan werkenden en werkgevenden handvatten geboden om een arbeidsrelatie te kwalificeren. Het doel is het vergroten van duidelijkheid, maar ook bevorderen dat de wijze van het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is.
De tweede maatregel die het wetsvoorstel introduceert, is een civielrechtelijk rechtsvermoeden. Bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) wordt vermoed dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Kan een werkende aantonen dat het uurtarief onder dit bedrag ligt, dan wordt dus vermoed dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De bewijslast om aan te tonen dat er geen sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst, komt dan bij de werkgever te liggen.
Het ontstaan van dit rechtsvermoeden zou het voor werkenden makkelijker moeten maken om een arbeidsovereenkomst af te dwingen en zo de juridische positie van kwetsbare zelfstandigen te versterken. Hiermee wil het kabinet schijnzelfstandigheid tegengaan.
Internetconsultatie
Het wetsvoorstel is in internetconsultatie gebracht en hier in te zien. Tot 10 november 2023 kunnen er suggesties en voorstellen worden gedaan voor het wetsvoorstel. Na de internetconsultatie zal de ministerraad besluiten hoe en in welke (eventueel aangepaste) vorm het wetsvoorstel verder gaat. Uiteraard zullen we u op de hoogte houden van het proces.