De wet Bibob (bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) heeft tot doel te voorkomen dat vergunningen, subsidies en aanbestedingen worden gebruikt voor criminele doeleinden.
Op grond van de wet Bibob kunnen bestuursorganen vergunningen weigeren, intrekken dan wel aan vergunningen voorwaarden verbinden. Bestuursorganen hebben de bevoegdheid om tot toepassing van de wet Bibob te besluiten voor vergunningen in bepaalde “gevoelige” sectoren zoals de horeca en prostitutie. Tegenwoordig geldt de wet ook voor de bouwsector (bouwvergunningaanvragen boven een bepaald bedrag).
De wet Bibob geeft twee redenen om tot overheidsingrijpen te besluiten, namelijk indien (1) het ernstig gevaar bestaat dat vergunningen zullen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten, dan wel indien (2) het ernstig gevaar bestaat dat vergunningen mede zullen worden gebruikt om strafbare feiten te plegen.
De wet Bibob richt zich niet alleen op de feitelijke pleger van strafbare feiten, maar bijvoorbeeld ook op (rechts-)personen die met de pleger een zakelijk samenwerkingsverband hebben. Dat laatste geeft veel voer voor discussie.
Verzwaring bewijslast overheid
Tot voor kort werd in de rechtspraak (en door bestuursorganen) aangenomen dat het voldoende was indien feiten en omstandigheden redelijkerwijs doen vermoeden dat bepaalde strafbare feiten zijn gepleegd. Dit uitgangspunt lijkt in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2009 (inzake YabYum) te zijn verlaten. De Afdeling is namelijk van oordeel dat het aannemelijk dient te zijn dat de strafbare feiten zijn gepleegd. Aannemelijkheid veronderstelt een hogere graad van waarschijnlijkheid dan vermoedens. Aldus beschouwd wordt met deze uitspraak van de Afdeling de op het bestuursorgaan rustende bewijslast verzwaard.
Remedies tegen niet tijdig beslissen op vergunningaanvragen
Voor het beslissen op vergunningaanvragen gelden, afhankelijk van het type vergunning, verschillende beslistermijnen. Indien een bestuursorgaan besluit de wet Bibob toe te passen, worden de beslistermijnen verlengd met 4 weken (eenmalig te verlengen met nog een keer 4 weken).
De praktijk laat zien dat bestuursorganen met enige regelmaat niet in staat zijn tijdig een beslissing te nemen op een vergunningaanvraag waarop de wet Bibob van toepassing is verklaard. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn, zoals het niet tijdig beschikbaar zijn van een advies van het Landelijk Bureau Bibob. Maar ook komt het voor dat bestuursorganen bewust wachten met het nemen van een beslissing op de vergunningaanvraag, teneinde de aanvrager te bewegen de aanvraag in te trekken.
De vergunningaanvrager kan als gevolg van het niet tijdig nemen van een beslissing door het bestuursorgaan schade leiden, bijvoorbeeld omdat de aanvrager niet tot exploitatie van een horecabedrijf kan overgaan.
Uiteraard kan de vergunningaanvrager tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het bestuursorgaan bezwaar maken. Ook bestaat de mogelijkheid een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter te vragen. In beide gevallen dient het bestuursorgaan nog steeds op de vergunningaanvraag te beslissen.
De wet bestuurlijke dwangsom (krachtens welke bestuursorganen een dwangsom opgelegd kunnen krijgen als prikkel om tot besluitvorming over te gaan) blijkt in de praktijk een niet afdoende middel om bestuursorganen te bewegen alsnog tijdig te beslissen. De maximale hoogte van de dwangsom is eenvoudigweg niet hoog genoeg.
Ook kan de gemeente, waarvan het bestuursorgaan onderdeel uitmaakt, aansprakelijk worden gesteld voor de schade als gevolg van het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Recentelijk heeft de rechtbank Amsterdam in een (door Labré advocaten gevoerde) civiele procedure geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een beslissing op een vergunningaanvraag waarop de wet Bibob van toepassing is verklaard, tot gevolg heeft dat de daaruit voor de vergunningaanvrager voortvloeiende schade dient te worden vergoed.
De vraag is of als gevolg van dit vonnis bestuursorganen eerder tot besluitvorming zullen overgaan. Niet ondenkbaar is dat bestuursorganen, zeker indien de financiële belangen van de vergunningaanvrager aanzienlijk zijn, in het vervolg eerder op vergunningaanvragen zullen gaan beslissen. Daarmee lijkt de civiele schadevergoedingsactie, nog meer dan de Wet bestuurlijke dwangsom, een remedie om trage besluitvorming bij bestuursorganen te voorkomen.