Op grond van een door het Landelijk Bureau Bibob (LBB) verstrekt advies heeft de Burgemeester van Groningen een exploitatievergunning geweigerd. In de daarop volgende bestuursrechtelijke procedure heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de bevindingen van het LBB onvoldoende steun bieden voor de conclusie dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en heeft het weigeringsbesluit vernietigd. De exploitant vordert vervolgens bij de civiele rechter een schadevergoeding van – onder meer – de Staat der Nederlanden, die verantwoordelijk is voor adviezen van het LBB.
Het Gerechtshof heeft de vordering afgewezen, onder meer met de overweging dat eerst dan van een onrechtmatige daad van de Staat sprake kan zijn als de Staat (lees LBB) moedwillig onjuiste informatie verstrekt zou hebben of anderszins laakbaar zou hebben gehandeld met betrekking tot het gegeven advies.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 23 mei 2014 het tegen deze overweging gerichte cassatieberoep gehonoreerd. De Hoge Raad is van oordeel dat de door het Gerechtshof aangelegde maatstaf te streng is en zich niet verhoudt tot de algemene maatstaven voor het aannemen van een onrechtmatige daad. Deze komen er op neer dat het LBB onrechtmatig handelt bij de uitoefening van zijn wettelijke taak, in het bijzonder bij het uitbrengen van zijn advies, niet hij niet de zorgvuldigheid in acht neemt die in het maatschappelijk verkeer jegens de betrokkene betaamt.
In de praktijk komt het voor dat adviezen van het LBB onvoldoende steun vinden in de documenten welke het LBB aan zijn advies ten grondslag legt. Het arrest van de Hoge Raad brengt met zich mede dat het LBB wordt ‘gedwongen’ tot een zorgvuldige advisering.
Heeft u schade geleden als gevolg van overheidshandelen, dan adviseren wij u graag over de (on)mogelijkheden om deze schade vergoed te krijgen.