Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer de nieuwe Huisvestingswet aangenomen. Deze wet vervangt de Huisvestingswet uit 1993. De nieuwe wet, die waarschijnlijk op 1 januari 2015 in werking zal treden, stelt beperkingen aan de mogelijkheid voor gemeenten om in te grijpen in de woonruimteverdeling (wie mag een bepaalde woning bewonen) en de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
Nieuwe regels verdeling woonruimte en samenstelling woningvoorraad
Gemeenten mogen nog slechts sturen op de verdeling en de samenstelling van woonruimte waar dat noodzakelijk is in het kader van het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte en de bevordering van de leefbaarheid van wijken of buurten. Een ruimere bevoegdheid van gemeenten om te sturen zou in strijd komen met het Europeesrechtelijke uitgangspunt van vrijheid van vestiging op de woningmarkt. De mogelijkheid om te sturen op woonruimteverdeling bestaat alleen bij ‘goedkope’ woonruimte. Vanwege regionale prijsverschillen in woonruimte bepaalt de wet niet wat goedkope woonruimte is. Gemeenten mogen dit zelf vaststellen. Volgens de wetgever ligt voor de hand om aan te sluiten bij de huurtoeslaggrens.
Ook de manier waarop de gemeente mag sturen is gewijzigd. Onder de huidige wet kunnen gemeenten daarover convenanten sluiten met investeerders, beleggers of woningcorporaties (prestatie-eisen). Voortaan mag dit alleen nog worden geregeld in een gemeentelijke verordening. Gemeenten hebben de verplichting om goed te motiveren waarom sturing noodzakelijk is in het kader van woningschaarste en de bevordering van de leefbaarheid.
Alle bestaande huisvestingsverordeningen vervallen per 1 juli 2015. Dat betekent dat iedere gemeenteraad nu nog ongeveer een jaar heeft een nieuwe verordening vast te stellen. De nieuwe Huisvestingsverordening heeft een tijdelijk karakter van maximaal vier jaar. Gemeenten moeten steeds opnieuw onderbouwen waarom sturing nodig is.
Aanpassing regels voor onttrekken en samenvoeging woonruimte
Evenals in de Huisvestingswet 1993 blijft het verboden om zonder vergunning een zelfstandige woonruimte, behorend tot daartoe in de verordening aangewezen categorie woningen, te splitsen, aan de woonbestemming te onttrekken, met een andere woonruimte samen te voegen of in onzelfstandige woonruimte om te zetten. Nieuw is echter dat deze vergunningplicht niet van toepassing zal zijn op huiseigenaren die ten behoeve van eigen bewoning of gebruik van hun woonruimte als kantoor of praktijkruimte, woonruimte onttrekken of samenvoegen. Hierdoor wordt bijvoorbeeld uitgesloten dat een huiseigenaar die zijn beneden- en bovenwoning voor eigen bewoning wenst samen te voegen, of een huiseigenaar die een deel van zijn woning wenst te verbouwen als praktijkruimte voor eigen gebruik (bijvoorbeeld een dokterspraktijk) een vergunning nodig heeft.