Rechtbank Den Haag 11 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:2569
De algemene vergadering van aandeelhouders van een vennootschap is in beginsel te allen tijde bevoegd te besluiten tot ontbinding (liquidatie) van die vennootschap over te gaan. Er volgt dan een vereffening van schulden en baten. Indien de vennootschap op het tijdstip van ontbinding geen baten meer heeft, houdt de vennootschap zonder vereffening per datum ontbinding direct op te bestaan (turboliquidatie).
Op 11 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag een uitspraak gedaan, naar aanleiding van een door een curator ingesteld verzet tegen een faillissementsvonnis. De curator stelde dat de failliet verklaarde vennootschap (A) alsmede haar bestuurders en aandeelhouders, misbruik hadden gemaakt van hun bevoegdheid tot aanvraag eigen faillissement. De curator voerde hiertoe aan dat er slechts één verwaarloosbare bate van € 340,62 bekend was en tevens geen zicht was op toekomstige baten. Hierdoor waren de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator, niet verhaalbaar. Door het niet volgen van het aanwezige alternatief van ontbinding gevolgd door turboliquidatie, stelde de curator onevenredig te worden benadeeld.
A heeft verweer gevoerd, door te stellen dat aan alle vereisten van de Faillissementswet was voldaan en dat zij juist bewust en op goede gronden had gekozen voor de eigen faillissementsaangifte, omdat turboliquidatie (gelet op de nog aanwezige bate) een onfatsoenlijke methode was.
De rechtbank oordeelt dat de bevoegdheid tot het doen van eigen faillissementsaangifte kan worden misbruikt door:
“haar uit te oefenen in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen”
De rechtbank oordeelt vervolgens dat de vennootschap sinds 2012 geen activiteiten meer ontplooide en er tevens geen zicht was op toekomstige baten in de zin van aanspraak op belastingteruggaven of een vordering jegens de bestuurders wegens paulianeus handelen of bestuurdersaansprakelijkheid. Bij deze stand van zaken diende A er dus van uit te gaan dat bij het uitspreken van het faillissement de situatie bestond dat de curator de nodige werkzaamheden zou moeten verrichten, zonder dat die daar een vergoeding voor zou ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht van de aandeelhouders / bestuurders worden verwacht dat zij aannemelijk zouden maken dat – ondanks de bestaande mogelijkheid tot turboliquidatie – het belang bij het doen van eigen aangifte diende te prevaleren boven, of ten minste even zwaar diende te wegen als, het belang van de curator om verstoken te blijven van niet-verhaalbare salariskosten. Nu zij dit niet hebben gedaan en tevens niet is gebleken dat de bestuurders zelf hebben geprobeerd de vennootschap te liquideren, komt de rechtbank tot het oordeel dat de vennootschap naar redelijkheid niet had kunnen komen tot de keuze voor het doen van eigen aangifte in plaats van het gebruikmaken van de mogelijkheid van turboliquidatie en dat zij, door dat toch te doen, misbruik van bevoegdheid maakt.
Deze uitspraak van de rechtbank Den Haag raakt een lastig punt, daar in geval van ontbinding bij gebrek aan baten juist alsnog door een derde het faillissement van de ontbonden vennootschap kan wordt aangevraagd, als die derde kan aantonen dat er wel degelijk nog baten (of concreet zicht op baten) aanwezig waren. Bovendien kan een derde ervoor kiezen om de oud-bestuurder(s) persoonlijk aansprakelijk te stellen op grond van onrechtmatige daad wegens het ontbinden van de vennootschap zonder te vereffenen, ondanks de aanwezigheid van een bate en tenminste één schuldeiser.
Een goede afweging tussen een turboliquidatie enerzijds en een eigen faillissementsaangifte anderzijds is – gelet op de risico’s die aan beide opties kleven – dan ook cruciaal. Mocht u voor een dergelijke keuze staan dan adviseert Labré advocaten u graag over de in uw situatie aangewezen route.