Bestuursrecht

Toegang tot de bestuursrechter bij omgevingsrechtelijke besluiten verruimd

Op 14 april 2021 heeft de hoogste algemene bestuursrechter van Nederland – de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling bestuursrechtspraak) – een belangrijke uitspraak gedaan over de personen- en onderdelenfuik van artikel 6:13 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Aanleiding voor deze uitspraak is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) van 14 januari 2021, waarin het Hof duidelijkheid gaf over het beroepsrecht in “Aarhus-zaken”.

Personen- en onderdelenfuik: Hoe zat het ook alweer?
Op grond van artikel 6:13 Awb kan geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 Awb naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld. Anders gezegd, de belanghebbende die een besluit bij de bestuursrechter wil aanvechten zal eerst de bestuurlijke voorfase moeten doorlopen. Als de belanghebbende dit nalaat, zal de bestuursrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren. De bestuursrechter komt dan niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak toe. Verder brengt artikel 6:13 Awb met zich mee dat alleen gronden aangevoerd kunnen worden tegen besluitonderdelen waar ook in de voorfase al tegen opgekomen is.

Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021
Het Verdrag van Aarhus is op 25 juni 1998 gesloten en regelt onder meer de toegang tot de rechter in zaken met milieugevolgen. In de zaak van Varkens in Nood vroeg de Rechtbank Limburg zich af of de personen-, en onderdelenfuik van artikel 6:13 Awb wel verenigbaar is met het Verdrag van Aarhus. Om die reden stelde de Rechtbank Limburg prejudiciële vragen aan het Hof. Een prejudiciële vraag is een vraag aan een hoger gerecht omtrent de uitleg van een rechtsregel. De beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof moet de eenheid van uitleg en toepassing van het Europese recht bevorderen.

Het Hof beantwoordde de vragen in zijn uitspraak van 14 januari 2021. Het oordeel van het Hof komt erop neer dat het Verdrag zich ertegen verzet dat het beroepsrecht van milieuorganisaties afhankelijk wordt gesteld aan de deelname aan de voorbereidingsprocedure.

 ‘Ruimhartige uitleg’ door de Afdeling
In de kwestie van 14 april 2021 moest de Afdeling zich buigen over de vaststelling van een bestemmingsplan door de raad van de gemeente Almelo. Eén van de appellanten had in de voorbereidingsprocedure geen zienswijze kenbaar gemaakt. De raad voerde daarom aan het dat het beroep van de appellante niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden.

De Afdeling overweegt dat de uitspraak van het Hof niet betrekking heeft op alleen milieuorganisaties, maar op het “betrokken publiek” in het algemeen. Het beroepsrecht van belanghebbenden in “Aarhus-zaken” mag volgens de Afdeling niet afhankelijk worden gesteld van deelname aan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb). Omdat het onwerkbaar is om op voorhand exact af te bakenen wanneer een besluit al dan niet onder de reikwijdte van het Verdrag van Aarhus valt, past de Afdeling een ruimhartige uitleg van het Verdrag toe. De Afdeling oordeelt dat in alle gevallen waarin het een omgevingsrechtelijke kwestie betreft die door middel van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure wordt voorbereid, artikel 6:13 Awb niet aan een belanghebbende kan worden tegengeworpen als hij geen zienswijze kenbaar heeft gemaakt.

Mocht u – om welke reden dan ook – geen zienswijze hebben ingediend tegen een ontwerpbesluit, zoals een ontwerpbestemmingsplan of een ontwerp-omgevingsvergunning, dan is het op basis van bovenstaande uitspraak toch nog mogelijk om tegen het definitieve besluit een beroepschrift in te dienen. Overigens is het in veruit de meeste gevallen wel zinvol om gebruik te maken van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. De situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen dat een bestuursorgaan op voorhand er niet van op de hoogte is dat uw belangen en/of rechten bij het besluit betrokken zijn. Door een zienswijze kenbaar te maken kan in een vroeg stadium het plan of besluit in gunstige zin aangepast worden, zonder dat een gang naar de rechter vereist is.

 

 

 

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Ramon Riddermr. Douwe op de Hoek of mr. Stephanie Beaufort van de sectie Bestuursrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: