Wie een omgevingsvergunning aanvraagt, dient in sommige gevallen informatie te verschaffen aan de gemeente over de wijze waarop het bouwproject wordt gefinancierd. Dit is geregeld in de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur). Deze verplichting kan per gemeente verschillen en wordt doorgaans in beleidsregels afhankelijk gesteld van de hoogte van de bouwsom. Vooral bij hogere bouwsommen is het belang van een preventieve bibob-toetsing groter. Het is niet zo dat een bibob-toetsing alleen bij miljoenenprojecten om de hoek komt kijken. In veel gemeenten wordt een bibob-onderzoek altijd uitgevoerd bij een aanneemsom boven EUR 250.000,- en daaronder in sommige gevallen (bijv. bij een verhoogd risicoprofiel).
De wettelijke verplichting om bij een aanvraag voldoende informatie over de financiering van een bouwproject te verschaffen dient niet te worden onderschat. Het verstrekken van onvoldoende informatie over de financiering van het bouwproject kan leiden tot buiten behandeling stelling van een aanvraag omgevingsvergunning. Dit was precies wat er gebeurde in de zaak die leidde tot de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 14 november 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:7203).
Wat speelde er?
Een bedrijf (ontwikkelaar) vroeg bij de gemeente Uithoorn een omgevingsvergunning aan voor het transformeren en uitbreiden van een voormalig bedrijfspand naar 91 short stay appartementen. De gemeente wilde weten hoe dit project van ruim 11 miljoen euro gefinancierd werd en verzocht de aanvrager om een ondertekende financieringsovereenkomst te overleggen. De aanvrager beschikte echter niet over een financieringsovereenkomst, naar eigen zeggen omdat een financieringsovereenkomst zonder het kunnen overleggen van een omgevingsvergunning door financiers niet wordt aangegaan. De gemeente stelde, na herhaaldelijk om de financieringsovereenkomst te hebben gevraagd, de aanvraag vervolgens buiten behandeling. De aanvrager stelde hier beroep tegen in, maar kreeg geen gelijk bij de rechtbank.
De Rechtbank overweegt in haar uitspraak allereerst dat de Wet Bibob de gemeente de bevoegdheid geeft om een aanvrager om gegevens te vragen over de financiering van een bouwproject. Het praktische bezwaar van de aanvrager dat financiers zonder omgevingsvergunning geen financieringsovereenkomst willen aangaan, vond geen gehoor bij de rechtbank:
‘Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college niet onzorgvuldig, onevenredig of vooringenomen gehandeld, dan wel zijn bevoegdheid misbruikt, door om verstrekking van een ondertekende financieringsovereenkomst te vragen. Als een aanvrager de voor de beoordeling relevante informatie niet kan verstrekken, zoals BTR stelt, behoort deze omstandigheid niet voor rekening en risico van het bestuursorgaan te komen.’
Klaarblijkelijk had de aanvrager ook een praktische oplossing voorgesteld, die inhield dat de financieringsovereenkomst ook na vergunningverlening zou kunnen worden beoordeeld. Ook daarin ging de rechtbank niet mee:
‘Vanwege genoemd preventief karakter van de integriteitsbeoordeling hoefde het college evenmin akkoord te gaan met het voorstel van BTR om de omgevingsvergunning te verlenen en daaraan het voorschrift te verbinden dat deze pas mag worden gebruikt als voor de start van de werkzaamheden een financieringsovereenkomst wordt overgelegd.’
Ook andere gegevens waaruit de financiering volgens de aanvrager zou moeten blijken, achtte de rechtbank niet voldoende:
‘BTR heeft onvoldoende gegevens en documenten ingediend om een inhoudelijk bibob-onderzoek te kunnen uitvoeren en afronden, onder meer omdat BTR nog onvoldoende informatie had verstrekt over vastgoedtransacties in Israël en overboekingen uit Israël en Spanje, waarmee het project deels zou worden gefinancierd. BTR heeft verder slechts een indicatief kredietvoorstel van een financieringsinstelling verstrekt, dat beduidend lager was dan de door BTR geraamde kosten en ten tijde van de aanvraag al niet meer geldig was. BTR heeft verder volstaan met de mededeling dat zij het project wil bekostigen door in te gaan op ‘een offerte’ afkomstig van ‘een financier’. De opbouw, omvang en herkomst van het vreemde vermogen waarmee BTR het project wil financieren, heeft BTR aldus niet inzichtelijk gemaakt. Het college heeft hierdoor geen inhoudelijk bibob-onderzoek kunnen doen.
BTR heeft in de brief van 6 december 2021 gemotiveerd verzocht te mogen volstaan met een verklaring van de bij deze vastgoedtransacties betrokken advocaat. De verklaring van die advocaat biedt echter naar het oordeel van de rechtbank geen volledig inzicht in de financiering van het project, zodat het college dit verzoek terecht heeft afgewezen.’
Uit de uitspraak blijkt niet waarom de gemeente niet wilde instemmen met het voorstel van de aanvrager om de vergunning te verlenen onder de voorwaarde dat van de vergunning pas gebruik kon worden gemaakt na overlegging van een financieringsovereenkomst. Onwerkbaar lijkt dit voorstel ons niet, aangezien de gemeente ook de bevoegdheid heeft om een verleende omgevingsvergunning weer in te trekken zodra op basis van de overeenkomst zou moeten worden geconcludeerd dat sprake is van ernstig bibob-gevaar.
Een mogelijke oplossing in dit soort gevallen zou kunnen zijn om een financieringsovereenkomst aan te gaan onder bijvoorbeeld de opschortende of ontbindende voorwaarde van (geen) vergunningverlening door de gemeente. Daarmee kan naar onze mening worden voldaan aan de eis om een financieringsovereenkomst te overleggen, terwijl de risico’s voor de betrokken contractspartijen door de voorwaardelijkheid van de overeenkomst worden beperkt.