Op 30 januari 2025 heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming het WODC-onderzoek naar de beloning van curatoren bij lege faillissementsboedels aangeboden aan de Tweede Kamer. Met lege faillissementsboedels wordt gedoeld op faillissementen van bedrijven of personen die zo weinig actief bevatten dat het salaris van de curator daarvan (deels) niet betaald kan worden. Waarom is dit relevant?
Een faillissement is bedoeld om het vermogen van een (rechts)persoon te gelde te maken en de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers. Schuldeisers hebben dus belang bij een goede afwikkeling van faillissementen, omdat zij dan krijgen waar zij recht op hebben; betaling van de openstaande schuld. Bovendien worden eventuele malversaties aangepakt. Hiervan gaat een afschrikwekkende werking uit; potentiële fraudeurs zullen zich wel twee keer bedenken om te frauderen met BV’s, als zij weten dat die fraude in het faillissement aan het licht zal komen en zij grote kans lopen daarvoor bestraft te worden. De faillissementsprocedure vervult zodoende een belangrijke rol in het economisch verkeer en de adequate afhandeling van faillissementen draagt bij aan een goed investeringsklimaat.
Afdoende financiering van de curator is hiervoor echter cruciaal. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat in ongeveer een kwart van de faillissementen een curator geen redelijk salaris verdient. Curatoren compenseren hun (onbetaalde) werkzaamheden in faillissementen met lege boedels soms met (betaalde) werkzaamheden in boedels mét middelen. Dit stelsel is op de langere termijn echter niet houdbaar, omdat de crediteuren uit die andere faillissementen in feite de werkzaamheden in de lege boedels financieren. Daarvoor bestaat geen enkele wettelijke noch economische basis.
Bij ‘lege boedels’ is bovendien vaker dan in andere faillissementen sprake van fraude en onbehoorlijk bestuur, zoals het verduisteren van activa, het leegtrekken van de boedel of belastingontduiking. Indien de curator niet de middelen heeft om hier maatregelen tegen te nemen, blijft de schade voor de maatschappij, terwijl fraudeurs buiten schot blijven.
De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer dat hij op zoek gaat naar oplossingen voor dit probleem. In de brief geeft hij aan na te denken over:
- een vergoeding voor de curator voor bepaalde standaardwerkzaamheden (het rapport geeft aan dat zo’n twintig uur een redelijk aantal uren is);
- de meest passende regeling voor financiering hiervan;
- het inzichtelijker maken van de tijdsbesteding in faillissementen; en
- de efficiëntere afwikkeling van faillissementen, waaronder standaardisering van processen.
Over de verdere uitwerking, vormgeving en invulling van een oplossing gaat de Staatssecretaris zich de komende tijd buigen. Hierbij gaat hij met de meest betrokken partijen in gesprek, waaronder in ieder geval de Vereniging voor Insolventierecht Advocaten (INSOLAD) en de banken. De Staatssecretaris geeft aan in de loop van dit jaar een nadere uitwerking van zijn plannen te verwachten.
Ook de curatoren van Labré, waarvan enkelen lid zijn van INSOLAD, hopen op een snelle oplossing, omdat de huidige situatie zeer ongewenst is en hen belemmert bij het effectief opsporen en aanpakken van faillissementsfraude.