De Eerste Kamer heeft op 4 maart 2025 de ‘Wet opheffing verpandingsverboden’ aangenomen. Naar verwachting treedt de wet per 1 juli 2025 in werking, al is de exacte datum nog niet bekend. In dit bericht staan we kort stil bij de achtergrond van deze wet en de positieve en mogelijke negatieve gevolgen die deze wet heeft voor u als ondernemer. Samengevat vergroot de wet mogelijk uw financieringsmogelijkheden, maar zou u ook geconfronteerd kunnen worden met (onwenselijke) nieuwe schuldeisers.
Waarom is de Wet opheffing verpandingsverboden’ aangenomen?
Vóór deze nieuwe wet, bepaalde artikel 3:83 lid 2 BW dat partijen in overeenkomsten de overdraagbaarheid van vorderingen kunnen uitsluiten. Veel overeenkomsten, vaak algemene voorwaarden, bevatten een dergelijke bepaling die de overdraagbaarheid van het vorderingsrecht ten behoeve van de crediteur uitsloot. Het gevolg daarvan was dat een debiteur zijn vorderingen op schuldeisers niet kon overdragen én niet kon verpanden aan de bank. Dit speelde met name in meerdere sectoren, maar met name in de bouw- en retailsector. De ondernemingen in die sector konden daardoor moeilijk of geen financiering aantrekken, omdat zij hun vorderingen niet als onderpand konden gebruiken bij het aantrekken van financiering. De wetgever vond dit een ongewenst neveneffect.
Wat regelt de nieuwe ‘Wet opheffing verpandingsverboden’?
De kernbepaling van de nieuwe wet is het nieuwe artikel 3:83 lid 3 BW:
“Uitsluiting van de overdraagbaarheid of verpandbaarheid is niet mogelijk als het een geldvordering op naam betreft die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een beding tussen schuldeiser en schuldenaar dat ertoe strekt de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van een dergelijke geldvordering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten dan wel vervreemding of verpanding ervan tegen te gaan, is nietig.”
Kortom, ieder beding dat ertoe strekt de overdraagbaarheid van handelsvorderingen uit te sluiten, is nietig. Dit geldt ook voor bepalingen die bijvoorbeeld een boete zetten op overdracht van de vordering. Het artikel ziet verder alleen op handelsvorderingen, de overdraagbaarheid van vorderingen op bijvoorbeeld de bank zelf uit hoofde van een betaalrekening kan nog wel worden uitgesloten. Tenslotte geldt dat de overdracht of verpanding van deze handelsvorderingen schriftelijk moet plaatsvinden.
Wat betekent dit voor (MKB)-ondernemingen?
De nieuwe wet heeft mogelijk als positief gevolg dat u makkelijker en tegen betere voorwaarden financiering kan aantrekken van de bank met de vorderingen als onderpand. Ook verkoop van uw vorderingen aan (bijvoorbeeld) een factormaatschappij wordt niet langer beperkt. Dit positieve effect doet zich naar verwachting met name voor bij ondernemingen waar (handels)vorderingen op derden een wezenlijk onderdeel van de activa zijn.
De wet heeft echter ook een mogelijk nadeel in de handelsrelaties waarbinnen uw onderneming schuldenaar is. Uw contractspartij die een vordering heeft op u, heeft immers óók de mogelijkheid die vordering over te dragen of te verpanden. U kunt dus geconfronteerd worden met een andere schuldeiser dan de partij met wie u een contract heeft gesloten en met wie u verder geen commerciële relatie heeft. Het is dan van belang om de schuld aan die nieuwe partij te voldoen, want als u de schuld ‘voldoet’ aan uw contractspartij heeft u uw schuld niet aan de juiste partij voldaan en houdt de nieuwe schuldeiser een vordering.
Vanaf wanneer is deze wet van toepassing?
Zoals gezegd is de verwachting dat de wet per 1 juli 2025 in werking treedt. De wet geldt dan meteen voor overeenkomsten die na die datum worden gesloten. Voor bestaande overeenkomsten geldt dat bepalingen die de overdracht beperken drie maanden na de inwerkingtreding van de nieuwe wet niet meer geldig zijn. U dient er dus bedacht op te zijn dat u na verloop van die termijn een schriftelijk bericht kan ontvangen dat een vordering op u is overgedragen, ook als u overdracht in de overeenkomst had uitgesloten. Indien u met een dergelijk bericht geconfronteerd wordt kijken wij graag met u mee om te beoordelen of de overdracht van de vordering voldoet aan de wettelijke vereisten.