Bestuursrecht

De Wet Bibob en het zakelijk samenwerkingsverband

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft recentelijk enkele uitspraken gedaan die van belang zijn in het kader van de Wet Bibob. In het bijzonder maken deze uitspraken duidelijk(er) hoe het in deze wet voorkomende begrip ‘zakelijk samenwerkingsverband’ moet worden uitgelegd.

Zoals de meeste lezers van deze nieuwsbrief bekend zal zijn, kan de overheid op grond van de Wet Bibob vergunningen (of subsidies) weigeren of intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat deze door de aanvrager wordt of zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen voordelen wit te wassen of om criminele activiteiten te ondersteunen. LRT-advocaten berichtte in haar nieuwsbrieven reeds eerder over de Wet Bibob (in februari en december 2009).

Bij het onderzoek naar de mate van het gevaar, kijkt de overheid in eerste instantie of de aanvrager zelf strafbare feiten heeft begaan. Daarnaast doet de overheid ook onderzoek naar de integriteit en de eventuele antecedenten van zakenpartners van de aanvrager. Dit kan bijvoorbeeld een verhuurder of een financier zijn. Strafbare feiten die door deze personen zijn gepleegd, kunnen ook leiden tot een weigering of intrekking van een vergunning indien de aanvrager of vergunninghouder in een zogeheten zakelijk samenwerkingsverband tot hen staat.

De laatste jaren is de nodige rechtspraak ontstaan over de reikwijdte van dit zakelijk samenwerkingsverband. Door middel van twee uitspraken uit 2011 heeft de ABRvS het zakelijk samenwerkingsverband nader ingevuld.

Allereerst wijzen wij op een uitspraak van de ABRvS van 20 juli 2011 in de bekende Achterdam-zaak te Alkmaar. In die zaak was sprake van huur- c.q. exploitatieovereenkomsten tussen de exploitant (huurder) en de pandeigenaars (verhuurders). De ABRvS oordeelde dat de inhoud van deze overeenkomsten duidden op een nauwe samenwerking tussen de exploitant en de pandeigenaars en dus op een zakelijk samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet Bibob. Daarbij achtte de ABRvS doorslaggevend dat sprake was van een omzetgerelateerde huurprijs waardoor de pandeigenaars een direct belang hadden bij een lonende exploitatie, alsmede dat de pandeigenaars een bevoegdheid hadden bedongen om de financiële administratie van de exploitant te controleren. Dat dergelijke overeenkomsten in de branche niet ongebruikelijk zijn, kon de exploitant niet baten.

In een uitspraak van 28 september 2011 heeft de ABRvS geoordeeld dat een huurovereenkomst, die op eenvoudige wijze kon worden omgezet in een beëindigingsovereenkomst, wees op een nauwe verbondenheid tussen exploitant (huurder) en pandeigenaar (verhuurder) en dus op een zakelijk samenwerkingsverband. Daarbij was mede van belang dat in de beëindigingsovereenkomst de mogelijkheid voor de exploitant was opgenomen om opnieuw een huurovereenkomst aan te gaan voor het pand, indien hem alsnog een vergunning zou worden verleend.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat bestuursorganen bij de beoordeling van een aanvraag kanttekeningen plaatsen bij een door partijen gesloten overeenkomst. Het kan dan voor partijen verleidelijk zijn om met wederzijds goedvinden de bewuste overeenkomst aan te passen, om zo aan de wensen van het bestuursorgaan tegemoet te komen. Een dergelijke aanpassing wordt echter vaak juist beschouwd als aanwijzing voor een zakelijk samenwerkingsverband (dit bleek ook al uit een eerdere uitspraak van de ABRvS van 3 juni 2009).

Door de werking van een zakelijk samenwerkingsverband kan de aanvrager worden getroffen door strafrechtelijke antecedenten van de contractspartner. Ook het sluiten van huurovereenkomsten met een omzetgerelateerde huurprijs en een controlebevoegdheid voor de verhuurder is gelet op de Achterdam-uitspraak zeker niet zonder risico.

Voor partijen die een (huur)overeenkomst willen sluiten in een branche waarop de Wet Bibob van toepassing is (bijvoorbeeld de horeca-branche) is het dan ook aan te bevelen om deze van te voren door een deskundige te laten controleren.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Ramon Riddermr. Douwe op de Hoek of mr. Stephanie Beaufort van de sectie Bestuursrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: