Ondernemings- en Insolventierecht

Opzegging van overeenkomsten

Steeds vaker worden wij geconfronteerd met vragen over de beëindiging van langdurige samenwerkingsovereenkomsten en de gevolgen daarvan.

Onder een duurovereenkomst wordt verstaan een overeenkomst die niet voor een bepaalde tijd of een bepaalde kortdurende samenwerking is aangegaan. De overeenkomst is gericht op een langdurige relatie. Meestal is dat een distributieovereenkomst waarbij de distributeur dus niet alleen een bepaald product wederverkoopt, maar tevens in nauw overleg met de fabrikant afspraken maakt over de manier waarop de markt in een bepaald gebied wordt bediend, hoe de reclame-uitingen worden gedaan en hoe het personeel wordt getraind.

Wijziging van omstandigheden kan de reden zijn voor opzegging van een duurovereenkomst.

Omstandigheden kunnen bijvoorbeeld wijzigen door fusie, splitsingen bedrijfsovername (zowel aan de kant van de leverancier als van de afnemer), een veranderende markt, technische ontwikkelingen of wijziging van de productenrange. En zelfs veranderende wetgeving of het Europees mededingingsrecht kan de situatie volledig veranderen.

Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling geldt dat die overeenkomst volgens de Hoge Raad in beginsel opzegbaar is. In tegenstelling tot een overeenkomst die voor een bepaalde tijd is aangegaan is een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan dus altijd opzegbaar, tenzij het contract in een bepaalde andersluidende opzegregeling voorziet, zo oordeelde recent ook de Rechtbank te Arnhem.

De partij die opzegt is echter wel aan bepaalde regels gebonden. Meestal via het contract, maar als er geen schriftelijke overeenkomst is, dan toch via de redelijkheid en billijkheid.

Hierbij moeten de gevolgen van de opzegging voor de andere partij worden meegewogen. Er vindt afweging plaats van alle wederzijdse belangen. Daarbij is de reden van de opzegging van belang. Die reden moet voldoende zwaarwegend zijn volgens de Hoge Raad en een redelijke opzegtermijn dient (daarom) in acht te worden genomen. Binnen die opzegtermijn kan de andere partij zich voorbereiden op het aflopen van die samenwerking.

Wat een redelijke opzegtermijn is hangt af van de aard en het gewicht van de redenen van de opzegging.

In het arrest Latour / De Bruijn is het volgende door de Hoge Raad bepaald:
“Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling daaromtrent zal de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Ook indien uit de aard van een specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.”

Hieruit volgt dat de Hoge raad slechts een regel geeft waarbij naar de redelijkheid en billijkheid moet worden gekeken, indien partijen géén contractuele regeling omtrent de opzegging zijn overeengekomen.

In het arrest Mattel / Borka heeft de Hoge Raad bepaald dat er een schadevergoedingsplicht kan ontstaan wegens de beëindiging van een distributieovereenkomst, indien door de distributeur investeringen zijn gedaan die niet binnen de periode van de opzegtermijn terug verdiend kunnen worden:

“Bij een overeenkomst als deze kan het voorkomen dat de partij tot wie de opzegging is gericht, met het oog op het voortduren van de overeenkomst investeringen heeft gedaan welke niet enkel worden gecompenseerd door, of verdisconteerd in een bepaalde opzegtermijn. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen ondanks de redelijke duur van de opzegtermijn de eisen van redelijkheid en billijkheid nopen tot toekenning van een schadevergoeding.”

Er kan dus een recht op aanvullende schadevergoeding bestaan als er investeringen zijn gedaan door de distributeur die niet binnen de opzegtermijn kunnen worden terugverdiend.

De vraag of een bepaalde opzegtermijn redelijk is hangt dus af van:

-de reden van de opzegging,

-de duur van het contract,

-de gevolgen van de opzegging voor de distributeur

– de investeringen die door de distributeur zijn gedaan en de vraag of zij die investeringen tijdens de duur van de opzegtermijn kan terugverdienen.

Tijdens de opzegtermijn is de distributeur nog aan bepaalde regels gebonden. Ik gaf eerder al aan dat binnen die opzegtermijn de andere partij zich kan voorbereiden op het aflopen van die samenwerking. De Rechtbank Rotterdam oordeelde in 2012 dat een opzegtermijn er in de regel toe strekt om de contractuele wederpartij niet met het einde van de overeenkomst, en de daaraan verbonden inkomsten, te overvallen, maar deze enige tijd te gunnen om zich zonder financiële consequenties op de nieuwe situatie voor te bereiden, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar nieuwe opdrachtgevers. Gelet op die strekking mag verwacht worden dat de samenwerking tot de einddatum van het contract ongewijzigd voortgezet wordt.

Een opzegtermijn is bedoeld als een overgangssituatie naar de nieuwe situatie, maar daarbij past in beginsel niet dat de opzeggende partij alvast op dat einde van de overeenkomst vooruitloopt door het serviceniveau terug te draaien of bijvoorbeeld een andere leverancier toe te laten op die markt.

Samenvatting:

Een duurovereenkomst is in beginsel opzegbaar. Wel kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat bovendien een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Sjef Bartels, mr. Carry Dullaart, mr. Jordi de Pijper, mr. Jelmer Feenstra, mr. Jaap van der Steenhoven, mr. Laura Pordon, mr. Elze Bosma of mr. Emiel Brusse van de sectie Ondernemingsrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: