Ondernemings- en Insolventierecht

Faillissementen in de retail sector

Faillissementen in de retail sector: gevolgen voor overeenkomsten

Naar aanleiding van de recente faillissementen in de retail sector (DA, V&D, Miss Etam, Macintosh, Dolcis, Manfield, Invito, Pro Sport, Scapino) geven wij hieronder in het kort enkele gevolgen weer van een dergelijk faillissement voor arbeids-, huur-, franchise- en overige wederkerige overeenkomsten. Wij staan u graag bij indien u hiermee te maken heeft.

Arbeidsovereenkomsten
Arbeidsovereenkomsten eindigen niet automatisch door het intreden van faillissement. De in het faillissement benoemde curator zal eerst tot opzegging moeten overgaan, anders loopt de arbeidsovereenkomst door. Doorgaans zal de curator daarmee overigens niet lang wachten, nu de personeelskosten een belangrijk deel vormen van de bedrijfskosten. Het opzeggen van de arbeidsovereenkomsten van alle medewerkers is in de regel één van de eerste stappen die de curator neemt.

Een curator kan een arbeidsovereenkomst gemakkelijker, sneller en goedkoper beëindigen dan de werkgever buiten faillissement. Een curator is bij opzegging niet gebonden aan het normaal geldende vereiste van toestemming door UWV of de rechter. Bovendien mag de curator opzeggen met een maximale opzegtermijn van slechts 6 weken. Gedurende die opzegtermijn is wel ‘gewoon’ loon verschuldigd en zal de werknemer ook moeten blijven werken. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst is tot slot geen transitievergoeding verschuldigd.

Een ander belangrijk gevolg van het faillissement is dat de regeling omtrent overgang van onderneming niet langer van toepassing is. Anders gezegd: als de curator de onderneming verkoopt in het kader van een doorstart, dan gaan de werknemers niet automatisch mee naar de koper. Sterker nog, de koper mag de oude werknemers een nieuw contract aanbieden, maar is daarbij in beginsel niet verplicht de oude arbeidsvoorwaarden te respecteren.

Hier zit trouwens wel een belangrijke adder onder het gras. Wanneer bij een doorstart werknemers van de gefailleerde onderneming worden aangenomen op basis van een (nieuw) contract voor bepaalde tijd bestaat, ondanks het faillissement, het risico dat de oude diensttijd wel wordt meegeteld bij bepaling of sprake is van een contract voor onbepaalde tijd. Ook kan de oude diensttijd een rol blijven spelen bij bepaling van een later te betalen transitievergoeding. Dit kan tot (vervelende) verrassingen leiden, zodat het zaak is in een dergelijk geval de juridische consequenties van overname goed in kaart te brengen.

Voor de werknemer is het faillissement van zijn werkgever natuurlijk een ingrijpende gebeurtenis. Zijn/haar arbeidsovereenkomst kan op zeer korte termijn worden beëindigd, zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Daar komt nog bij dat een faillissement niet zelden gepaard gaat met betalingsproblemen bij de werkgever, zodat het maar zeer de vraag is of een medewerker überhaupt (tijdig) zijn salaris ontvangt. De Werkloosheidswet (WW) biedt hier een vangnet in de vorm van de loongarantieregeling. Kort gezegd garandeert UWV bij een faillissement de salarisbetaling over de opzegtermijn na het faillissement en over de periode van 13 weken daarvoor. Voor werknemers is het daarom zaak een eventuele betalingsachterstand niet te ver te laten oplopen, anders vissen zij achter het net.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande of andere vragen met betrekking tot het arbeidsrecht, kunt u contact opnemen met mr. Ron Andriessen of zijn collega mr. Saskia Boonstra van de sectie Arbeidsrecht van Labré advocaten. 
_____________________________________________________________________________

Huur en franchise
Een faillissement raakt een huurovereenkomst in beginsel niet. Wel kan een faillissement het einde van de huurovereenkomst in de hand werken:

Als een huurder failliet gaat, kunnen zowel de curator als de verhuurder de huur tussentijds beëindigen. De opzegtermijn die daarbij in acht moet worden genomen is maximaal drie maanden.

Bij een faillissement van de verhuurder is het minder eenduidig. Heeft een huurder reeds het genot van het gehuurde bij een faillissement, dan is de curator niet zonder meer bevoegd het huurgenot te beëindigen, zodat een huurder beschermd blijft. Het verrichten van onderhoud aan het gehuurde door de curator of het verhelpen van gebreken zal echter veelal problematisch blijken.

Over de gevolgen van een faillissement van huurder of verhuurder voor huurovereenkomsten is veel meer te zeggen dan alleen de eventuele beëindiging van de huurovereenkomst. Zie in dit verband de volgende blogs over dit onderwerp die eerder op de website van Labré advocaten zijn gepubliceerd:

Bij voornoemde faillissementen in de retail sector zal er, naast een huurovereenkomst, mogelijk ook sprake zijn van een franchiseovereenkomst (soms gecombineerd in één overeenkomst). Vaak treedt bij franchise-relaties de franchisegever eveneens op als verhuurder. Een einde aan een franchiseovereenkomst, wat bij een faillissement van franchisegever al snel aan de orde zal zijn, betekent echter niet automatisch ook een beëindiging van de huurovereenkomst en omgekeerd.

Zelfs indien verhuurder en franchisegever niet dezelfde zijn, speelt een franchiseovereenkomst een rol in de huurrelatie. Enkele voorbeelden: Zolang de franchiseovereenkomst nog geldt, kan het een huurder op grond van de franchiseovereenkomst niet vrij staan om het gehuurde op een andere wijze, dan de overeengekomen retail-formule, te gaan exploiteren. Een wijziging van de exploitatie van het gehuurde dient bovendien normaal gesproken te worden afgestemd met verhuurder, die op grond van de huurovereenkomst toestemming hiervoor zal dienen te verlenen. Is een franchiseovereenkomst als gevolg van een faillissement beëindigd en exploitatie van het gehuurde daardoor niet meer mogelijk, dan kan dit aan de andere kant weer conflicteren met een exploitatieplicht van huurders. Een dergelijke plicht is vaak opgenomen in huurovereenkomsten.

De combinatie van franchise en huur vraagt, zoals uit het voorgaande blijkt, extra aandacht bij een faillissement. Ook als huurder en verhuurder niet failliet zijn gegaan, maar franchisegever wel.

Kortom, om snel duidelijkheid te verkrijgen over alle gevolgen voor een huurrelatie, al dan niet gecombineerd met franchise, is het raadzaam om bij een (dreigend) faillissement van huurder, verhuurder en/of franchisegever, tijdig juridisch advies in te winnen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met  mr. Tim Boer of mr. Stefan Pentinga van de sectie Vastgoed van Labré advocaten.
_________________________________________________________________________ 

Schuldeisers, schuldenaren en wederkerige overeenkomsten
We spraken net al even over de mogelijke gevolgen voor een franchiseovereenkomst die gekoppeld is aan een huurovereenkomst. Maar er speelt nog meer. Een franchiseovereenkomst is een “wederkerige” overeenkomst. Een overeenkomst waarbij beide partijen rechten en plichten hebben. Dat betekent dat de curator uiteindelijk bepaalt of hij die overeenkomst gestand doet. De curator bepaalt of hij de verplichtingen van de failliet die voortvloeien uit die franchiseovereenkomst, gaat nakomen. Meestal zal dat niet het geval zijn of zal dat slechts voor een beperkte periode zo zijn. De curator zal niet aan de verplichtingen uit die overeenkomst kunnen blijven voldoen, zodat de overeenkomst uiteindelijk hetzij door de franchisenemer, hetzij door de curator wordt beëindigd.

Door de beëindiging, maar ook door het gebrek aan leveranties, het niet betalen van provisies en het niet nakomen van de andere verplichtingen uit de franchiseovereenkomst, zal de franchisenemer schade leiden. Het is voor de franchisenemer daarom van belang om direct na het faillissement al zijn betalingen (denk ook aan het stopzetten van automatische incasso’s) aan de failliete franchisegever stop te zetten en zo snel mogelijk te bezien of hij schade heeft of zal gaan leiden als gevolg van het feit dat de franchiseovereenkomst niet ongestoord voortduurt.

Bijna bij elk faillissement waar sprake is van een wederkerige overeenkomst (dus waarbij zowel de contractspartner als de failliete wederpartij nog een prestatie moeten verrichten) zal er schade ontstaan bij de contractspartner van de failliet. Bij een faillissement heeft de contractspartner van de failliet vaak alleen een vordering tot schadevergoeding over. Hij kan de failliet in de regel niet dwingen om de contractuele plichten na te komen. Omdat die vordering tot schadevergoeding vaak niets waard is omdat het een concurrente vordering betreft die dus geen voorrang heeft boven anderen (zoals de belastingdienst) en omdat geen zekerheid is verschaft door de failliet (zoals een pandrecht), moet snel worden bekeken of er een goede basis is om tot verrekening over te gaan van de schade met de nog openstaande betalingsverplichtingen. Omdat bij een faillissement een ruimer verrekening regime geldt dan normaal is het van belang niet te snel te concluderen dat verrekening niet mogelijk is. In de praktijk zult u zien dat een curator een beroep op verrekening in eerste instantie afwijst. De curator is evenwel niet degene die dat uiteindelijk bepaalt.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Sjef Bartels, mr. Carry Dullaart, mr. Jordi de Pijper, mr. Jelmer Feenstra, mr. Jaap van der Steenhoven, mr. Laura Pordon, mr. Elze Bosma of mr. Emiel Brusse van de sectie Ondernemingsrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: