Ondernemings- en Insolventierecht

Geen bevoegdheid tot executie van vonnis na 15 jaar stilzitten door schuldeiser

De Nederlandse wet bepaalt dat een vonnis door verloop van 20 jaren verjaart. Biedt uw schuldenaar op het moment dat u een vonnis tegen hem of haar heeft behaald geen verhaal, dan kunt u dus jaren later nog executiemaatregelen tegen deze schuldenaar nemen. Althans, enige oplettendheid is daarbij wel van belang. De wet noemt hierop namelijk een uitzondering, te weten: als het vonnis bepaalt dat een bedrag in termijnen van een jaar of korter dan een jaar moet worden betaald. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van 5 jaren.

Daarnaast oordeelde de Rechtbank Noord-Nederland onlangs dat onder bepaalde omstandigheden een executie van een vonnis na jarenlang stilzitten door een schuldeiser niet meer is toegestaan (vonnis 18 juni 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:3079).

In de bewuste procedure vorderde een schuldenaar (A) een verbod tot het nemen van executiemaatregelen door een financiële instelling (B), die na 15 jaar stilzitten sinds het gewezen vonnis alsnog tot het nemen van executiemaatregelen overging. De rechtbank honoreert de vordering van A en ontzegt B de bevoegdheid om het vonnis ten uitvoer te leggen.

Aan de beslissing liggen een aantal bijzondere omstandigheden ten grondslag. Zo was sprake van een verstekvonnis, hetgeen wil zeggen dat A in de oorspronkelijke procedure geen verweer heeft gevoerd. Bovendien was A vlak na het gewezen vonnis failliet verklaard. Tevens was door de curator van A aan B was meegedeeld dat het faillissement zonder uitkering was geëindigd.

De rechtbank oordeelt dat B op basis van deze omstandigheden, onverwijld na ontvangst van het bericht van de curator, aan A had moeten mededelen dat B haar vordering handhaafde en dat A dus gehouden bleef om de openstaande vordering van B te voldoen. B heeft echter sinds de datum van het vonnis tot 15 jaar daarna geen enkele mededeling tot handhaving aan A gedaan.

B verweert zich door te stellen dat, vanwege het faillissement van A destijds, was gebleken dat A geen verhaal bood en dat B daarom een afwachtende houding ten aanzien van het verhaal van de vordering had aangenomen. De rechtbank gaat hier niet in mee en oordeelt dat dit B niet van haar verplichting ontsloeg om 1) de verhaalsmogelijkheden op A periodiek te herbeoordelen en 2) A er periodiek van op de hoogte te stellen dat er nog steeds betaling werd verlangd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat B door haar inactiviteit bij het verhalen van haar vordering, bij A het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat B geen verdere maatregelen tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis zou nemen.

Volgens de rechtbank gold dit temeer daar er geen inhoudelijke toetsing van de vordering van B had plaatsgevonden. Nu de executie van het vonnis pas 15 jaar na dato werd aangevangen, oordeelde de rechtbank dat van A redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat hij nog over bewijsstukken aangaande de betreffende schuld beschikte, zodat A bijvoorbeeld ook niet kon aantonen dat hij al aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Daar kwam nog bij dat de renteverplichting van A over de afgelopen 15 jaar een zodanige omvang had bereikt, dat de oorspronkelijke vordering inmiddels was verdriedubbeld. De rechtbank concludeert dan ook tevens dat A onevenredig benadeeld zou worden door het na 15 jaar alsnog innen van de vordering door B. Hierbij kent de rechtbank speciale betekenis toe aan het feit dat B een financieel dienstverlener is, van wie mag worden verwacht dat zij zich redelijke inspanningen getroost om te voorkomen dat A wordt geconfronteerd met financiële verplichtingen die hij niet (meer) kon voorzien en/of dragen. 

Alhoewel aan een financiële instelling dus bijzondere zwaarwegende verplichtingen worden toegedicht, kan ook voor andere schuldeisers uit het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland worden afgeleid dat stilzitten na een gewezen vonnis niet zonder meer mogelijk is. Ook al is een vonnis in beginsel 20 jaar geldig, om een verbod op tenuitvoerlegging te voorkomen verdient het aanbeveling om periodiek aan uw schuldenaar te laten weten dat nog immer aanspraak op betaling van het toegewezen bedrag wordt gemaakt.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Sjef Bartels, mr. Carry Dullaart, mr. Jordi de Pijper, mr. Jelmer Feenstra, mr. Jaap van der Steenhoven, mr. Laura Pordon, mr. Elze Bosma of mr. Emiel Brusse van de sectie Ondernemingsrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: