Ondernemings- en Insolventierecht

De turboliquidatie aan banden

De huidige regeling van de liquidatie leidt ertoe dat een rechtspersoon automatisch ophoudt te bestaan als deze op het moment van de liquidatie (ontbinding) geen baten meer heeft. In de praktijk leidt dit ertoe dat, bij een rechtspersoon die op het tijdstip van ontbinding geen baten (bezittingen) heeft, het bestuur bij de Kamer van Koophandel daarvan opgave doet. De rechtspersoon houdt dan meteen op te bestaan en wordt dus ‘geturboliquideerd’. Op 14 maart jl. heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’ aangenomen. Met dit wetsvoorstel wil de wetgever misbruik van de ‘turboliquidatie’ voorkomen en de schuldeisers van de te ontbinden rechtspersoon beter beschermen.

Wetsvoorstel
Indien een rechtspersoon geen bezittingen meer heeft kan het bestuur ervoor kiezen om de rechtspersoon op een snelle en eenvoudige manier te ontbinden en te beëindigen (turboliquidatie). Het wetsvoorstel brengt een aantal wijzigingen aan in de huidige regels voor het ontbinden en beëindigen van de rechtspersoon omdat het huidige systeem onvoldoende waarborgen tegen misbruik zou hebben. In de praktijk kwam geregeld de ongewenste situatie voor dat een bestuurder toewerkte naar een scenario waarbij de rechtspersoon niet meer over bezittingen beschikte op het moment van ontbinding en schuldeisers van de rechtspersoon onbetaald bleven. Die schuldeisers beschikten in het vervolg ook nog eens over te weinig informatie om te beoordelen of de (turbo)liquidatie op de juiste manier had plaatsgevonden.

Het wetsvoorstel probeert die informatieachterstand (enigszins) weg te nemen en daarmee de positie van schuldeisers te versterken door de transparantie te vergroten en misbruik tegen te gaan. Zo moet het bestuur van de te liquideren rechtspersoon binnen 14 dagen na ontbinding de volgende documenten deponeren bij het handelsregister:

  • een balans en een staat van baten en lasten met betrekking tot het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden én het voorafgaande boekjaar als over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
  • een beschrijving van:
    i. de oorzaak van het ontbreken van baten op het moment van de ontbinding;
    ii. de wijze waarop de baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld;
    iii. de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven; en
  • de jaarrekeningen van voorgaande boekjaren waarvoor een publicatieplicht bestond (indien van toepassing, moet ook een accountantsverklaring worden verstrekt).

Schuldeisers zouden op basis van deze informatie zelf kunnen nagaan waarom zij niet (volledig) zijn voldaan. Overigens moet voorgaande informatie ook worden gedeponeerd als alle schuldeisers wél zijn voldaan.

Bestuursverbod
Indien een rechtspersoon wordt ‘geturboliquideerd’ en schuldeisers (gedeeltelijk) onbetaald zijn gebleven kan het OM de rechter verzoeken om de bestuurders een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen. Dit verbod kan worden opgelegd indien de bestuurder niet aan de voorgestelde deponeringsverplichting heeft voldaan, in aanloop naar de ontbinding doelbewust een of meer schuldeisers heeft benadeeld of ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement of een ontbinding zonder baten, waarbij schulden achterblijven in de rechtspersoon en hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het civielrechtelijk bestuursverbod houdt in dat een bestuurder voor maximaal vijf jaar niet als bestuurder of commissaris mag functioneren bij enige rechtspersoon. Het civielrechtelijk bestuursverbod moet namelijk voorkomen dat bestuurders onwenselijke activiteiten voortzetten of herhalen bij nieuwe gevallen. Het sluit ook aan op de faillissementswet en kan meetellen bij de beoordeling of sprake is van recidive.

Tijdelijk karakter
De wetgever verwacht dat (veel) ondernemers, in de nasleep van de COVID-19 pandemie, de komende jaren hun onderneming al dan niet noodgedwongen (moeten) beëindigen. De wetgever wil hen helpen. Een structurele wetswijziging zou wellicht mosterd na de maaltijd zijn (duurt tenminste 2 jaar) en de wetgever heeft daarom gekozen voor een tijdelijke wetswijziging van in beginsel 2 jaar.

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Sjef Bartels, mr. Carry Dullaart, mr. Jordi de Pijper, mr. Jelmer Feenstra, mr. Jaap van der Steenhoven, mr. Laura Pordon, mr. Elze Bosma of mr. Emiel Brusse van de sectie Ondernemingsrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: